Maart 2023
11 veelgemaakte fouten bij binnenriolering
Stank uit douche- of schrobputjes. De putlucht is onaangenaam maar ook risicovol. Om zijn boodschap beeldend te maken, spreekt trainingsmanager Andy van Oijen van Geberit over bacteriën en virussen die het riool bevolken als ‘kleine beestjes’ die we buiten moeten houden. De bekendste problemen bij binnen-riolering zijn verstoppingen. Vaak treft bewoners de nodige blaam, omdat zij het toilet oneigenlijk gebruiken, bijvoorbeeld door de inhoud van de frituurpan erin te lozen. Maar vaak ook ligt de oorzaak van de problemen bij een verkeerd ontwerp of onvakkundige installatie. Een juist ontworpen en aangelegd afvoersysteem voorkomt dat allerlei ziekteverwekkers onze verblijfruimtes in kunnen komen. Goed werkende sifons, goed gedimensioneerde leidingen en een juiste montage zijn van wezenlijk belang voor de volksgezondheid. In dit artikel zet van Ooijen de 11 meest voorkomende fouten op een rijtje.
1. Te lage montage van aansluitpunt
Een heftige regenbui kan door het straatriool lang niet altijd direct worden afgevoerd. De straat fungeert dan tijdelijk als buffer. Gevolg is dat het waterniveau in de binnenriolering in het gebouw even hoog is als op straat. Om nu te voorkomen dat dit afvalwater het gebouw instroomt via bijvoorbeeld een schrobputje, moet het laagste aansluitpunt van de binnenriolering minimaal 15 cm boven de kruin van de straat zitten. Aansluitpunten die lager zitten dan de straatriolering moeten met een pomp via een verzamelbak apart worden afgevoerd.
2. Ontbreken van ontlastvoorziening
Daar waar de hemelwaterafvoer en de verzamelleiding voor vuilwater samenkomen, kan door de forse kracht waarmee het hemelwater door de staande hwa-leiding naar beneden komt, een grote tegenstroming ontstaan. Omdat het hemelwater niet naar het straatriool kan, ontstaat een opstopping waardoor de inhoud van de verzamelleiding en het toilet in de closetpot naar boven komen. Oorzaak van dit probleem is het ontbreken van een ontlastvoorziening aan de buitenkant van de gevel, op het punt waar hemelwaterafvoer en vuilwaterleiding samenkomen. Sinds 1 januari 2023 is deze ontlastvoorziening verplicht volgens de regelgeving.
3. Te grote óf te kleine vullingsgraad
Met de bepaling van de vullingsgraad moet er rekening mee worden gehouden dat tegengesteld aan de stroomrichting van het afvalwater een luchtstroming moet kunnen plaatsvinden náár het sanitairtoestel voor een optimale afvoer. De maximale vullingsgraad in een verzamelleiding mag dan ook maar 70 procent zijn. Wanneer de leidingen een te kleine diameter hebben, is er geen luchtverplaatsing mogelijk en zuigt het leidingsysteem het sifon leeg. Maar als de diameter te groot is, bestaat het risico dat de vaste stoffen (fecaliën) na anderhalve meter blijven liggen omdat de stroming niet krachtig genoeg is. Het is dus zeker niet zo: hoe groter mijn leidingen, hoe beter. Om de meest optimale leidingdiameters te berekenen conform de NTR 3216, kijk je eerst naar het aantal toestellen dat op die leiding uitkomt. Daarna zoek je in de tabel het aantal liters per seconde van die toestellen op. Die hoeveelheden worden opgeteld volgens een bepaalde rekenformule en via een andere tabel kan worden opgezocht welke diameter de verzamelleiding moet hebben.
4. Verkeerde waterslothoogte
Alle sanitaire toestellen moeten worden aangesloten mét sifon. In Nederland moet het sifon een waterslot van minimaal 5 cm hebben. 1,5 cm is nodig om het drukverschil op te vangen en 3 cm voor verdamping wanneer het toestel langere tijd buiten gebruik is. Komt het sifon droog te staan, dan geeft dat stankoverlast. En stankoverlast betekent dat beestjes, ziekteverwekkers de kans hebben gekregen zich te nestelen. Een doucheafvoer die stankoverlast geeft, is vaak toe te schrijven aan een waterslot dat niet aan de minimale eisen voldoet. Let goed op of de ‘creatieve’ en ‘compacte’ oplossingen die fabrikanten aanbieden, voldoen aan de eisen, dan wel gelijkwaardig zijn.’
5. Verkeerd aangebracht verloopstuk
Bij overgangen naar een andere diameter bij een liggende leiding moeten excentrisch verloopstukken worden toegepast om de overgang mogelijk te maken van bijvoorbeeld 50 naar 90 mm. Het gebeurt nogal eens dat de loodgieter zo’n verloopstuk niet of onjuist aanbrengt. De monteur zal geneigd zijn het verloopstuk met de gelijke onderkant op de vloer te leggen omdat de leiding dan stabieler ligt, maar juist de bovenkant moet gelijk zijn. Want aan de bovenkant in de leiding moet de lucht vrij kunnen stromen en niet door de ongelijkheid van het verloopstuk worden geremd. Monteurs moeten niet alleen denken aan de stroomrichting van het vuilwater maar ook aan de in tegengestelde richting bewegende luchtverplaatsing.
6. Te kleine afstand tussen liggende aansluitingen
Het toilet is het meest bepalende toestel voor volumestromingen. Dat is met name van belang in badkamers waar meerdere sanitaire toestellen staan opgesteld. Een toiletspoeling is een korte, maar hele heftige spoeling. Daarom gelden er regels voor een minimale afstand tussen de liggende aansluitingen. De afstand tussen de aansluitingen op de verzamelleiding moet minimaal vijfmaal de diameter zijn van de (verzamel)leiding.
7. Toilet is niet het laatste aansluitpunt
Vanwege de heftigheid van de closetspoeling mogen stroomopwaarts geen andere sanitairtoestellen worden aangesloten. Oftewel zoals het in de praktijk vaak wordt verwoord: het laatste aansluitpunt in de badkamer moet het toilet zijn. Deze regel wordt nogal eens ‘vergeten’, vooral als bewoners een verbouwing van hun badkamer op zich hebben genomen, of een ongekwalificeerde klusser hebben ingeschakeld. De installateur mag vervolgens het probleem achteraf oplossen.
8. Onnodige bochten
Voorkomen moet worden dat direct na de toiletaansluiting complexe richtingsveranderingen optreden. Elk bochtje haalt de snelheid uit de stroming van het water. Bochten van 45 graden verdienen de voorkeur boven haakse bochten. Wanneer er bij een closet twee haakse bochten vlak achter elkaar zijn aangebracht kan bij een toiletspoeling de waterstroom dusdanig worden belemmerd dat als gevolg daarvan de inhoud van het waterslot in het closet leeg wordt gezogen.
9. Verkeerd afschot
Afschot wordt volgens de NEN 3215 gemaakt op de verzamelleiding en moet minimaal 0,5 cm/m tot maximaal 2 cm/m bedragen. Bij groter afschot bestaat het risico dat het water te snel stroomt en de fecaliën niet meeneemt. Voor veel monteurs is het nog steeds alledaagse praktijk om het juiste afschot te bepalen door het luchtbelletje van de waterpas tegen de markering te zetten. Daar is niets mis mee als bekend is hoeveel afschot dat bedraagt. Want een verkeerd afschot kan een halvering van de afvoercapaciteit tot gevolg hebben.
10. Ontbreken van (goede) ontspanningsleiding
Het aansluitpunt op de standleiding in rioolsystemen is het enige punt waarbij 90 graden bochten zijn toegestaan. Eén liter vallend water in de standleiding kan meer dan 30 liter lucht met zich mee zuigen. Die lucht moet uit een ontspanningsleiding worden gehaald. De ontspanningsleiding gaat door het dak naar buiten en moet eenzelfde diameter hebben als de standleiding. Het is dus in feite één en dezelfde leiding die doorgetrokken kan worden. Voor een woning hoeft die leiding bijna nooit groter te zijn dan 90 mm.
11. Geen aansluiting vlakbij een sprongstuk
Onderaan de standleiding in het gebouw wordt de aansluiting met de verzamelleiding gemaakt met 2 x 45 graden met 25 cm ertussen zodat het water daar vloeiend doorheen kan en er voldoende ruimte blijft voor lucht. Als in een standleiding een sprongstuk moet worden gebruikt gelden er aansluitvrije zones tussen een halve meter vóór de sprong, tijdens de sprong en een meter na de sprong. In de sprongstukken kunnen namelijk te grote over- of onderdrukverschillen optreden waardoor sifons worden leeggetrokken.
Ben je sanitairinstallateur en wil je (je monteur) een cursus laten volgen om alle genoemde fouten te voorkomen, kijk dan naar het cursusaanbod van Geberit.
Besluiten en normen
Om problemen te voorkomen met het functioneren van rioleringssystemen moeten loodgieters en installateurs voldoen aan het Bouwbesluit. Nen 3215 is onderdeel van het Bouwbesluit en geeft bepalingsmethoden met de daaraan verbonden voorwaarden voor de riolering in bouwwerken voor de afvoer van huishoudelijk afvalwater en hemelwater. In Nen 3215 wordt verwezen naar de NTR 3216, een lijvig document dat handvatten geeft voor ontwerp, uitvoering en beheer van riolering van bouwwerken. Met de NTR 3216 in de hand ontwerpt de installateur een afvoersysteem voor afvalwater dat voldoet aan het Bouwbesluit 2012, de Lozingsbesluiten en de Nen-normen
Tekst: Mari van Lieshout
Fotografie: iStock