April 2024
Het bedrijventerrein als ideale energie-ecologie
Smart Business Parks ontwikkelt duurzame revolutie in Veghel
Smart Business Parks (SMP) gaat in Veghel vijf aaneengesloten bedrijventerreinen van in totaal 550 hectare transformeren in één energiehub. In het consortium werken adviesbureau Brink, Essent Energy Infrastructure Solutions (EIS) en technisch dienstverlener Kuijpers samen bij het uitrollen van een lokaal energienetwerk waar vraag en aanbod van energie; warmte, koude en elektriciteit, op elkaar worden afgestemd. Toekomstbestendig en fossielvrij.
Bedrijven zijn zich steeds bewuster van hun CO2-footprint en streven naar duurzame manieren van bedrijfsvoering. Flinke obstakels bij het waarmaken van deze ambities zijn de bestaande infrastructuur en netwerkcapaciteit voor elektriciteit. Bedrijfsterreinen herbergen vaak een grote diversiteit aan bedrijven, variërend van zware productie tot logistieke distributiecentra, en van koelhuizen tot kantoorfaciliteiten. Dat kan een interessante mix zijn waarbij het ene bedrijf energievrager is en het andere bedrijf energieopwekker. Op zulke locaties kunnen bedrijven gezamenlijk werken aan duurzame energieoplossingen door het opzetten van een lokaal collectief energiesysteem (LCE). Binnen zo’n energiesysteem kunnen verschillende technologieën en innovaties gezamenlijk worden ingezet om energievraag en -aanbod te optimaliseren en te synchroniseren.
Met puzzeltje bezig
In opdracht van Platform Ondernemend Meierijstad (POM) en in samenwerking met de gemeente start het consortium Smart Business Parks (SMP) met de ontwikkeling van een lokaal collectief energiesysteem. Dat moet vijf bedrijfsterreinen gaan verbinden. Op die terreinen staan onder andere bedrijven als Mars, FrieslandCampina, Jumbo en Sligro. Het LCE in Veghel belooft niet alleen een duurzamere toekomst voor de gemeente, maar dient ook als een inspirerend voorbeeld voor vergelijkbare initiatieven wereldwijd.
Alex Hesling, directielid bij technisch dienstverlener Kuijpers, vertelt over het ontstaan van dit initiatief. ‘Ik sprak een ondernemer met een enorm grote loods. Daarop lagen dertig zonnepanelen, terwijl hij wel ruimte voor vijfhonderd heeft. Die heeft hij echter niet nodig voor het kleine kantoorgedeelte. De stroom kan hij niet terugleveren, maar in een groepsoplossing kan hij het dak wel volleggen met pv-panelen voor bedrijven in zijn directe omgeving. In dat geval ontvangt hij veel meer inkomsten dan de terugleververgoeding. Zo zijn we binnen het consortium bezig met het puzzeltje. En we geloven absoluut dat die in elkaar gaat vallen.’
‘Voorwaarde voor LCE is dat techniek aanstuurbaar is en energiestromen bidirectioneel’
Het LCE omvat drie kernelementen. Het eerste is een slim elektriciteitsnet dat kijkt naar het elektriciteitsaanbod en de elektriciteitsvraag van alle bedrijven om zoveel mogelijk stroom onderling uit te wisselen. Het doel is pieken in het elektriciteitsverbruik te verlagen en het openbare elektriciteitsnet minder te belasten. Met behulp van slimme sturing, flexibel vermogen (bedrijfsprocessen, klimaatinstallaties en laadpalen), energieopslag en power-to-heat oplossingen waarbij elektriciteit wordt omgezet in warmte, kan alle beschikbare energie op de bedrijventerreinen zo efficiënt mogelijk lokaal worden gebruikt. Daarnaast geeft dit ruimte aan ondernemers om hun eigen energieopwekking te realiseren door bijvoorbeeld het plaatsen van pv-panelen en om hun bedrijf uit te breiden.
Inzicht in energieprofielen
Een ander essentieel onderdeel van SMP is het vijfde generatie lage-temperatuur-warmtenet dat wordt gecombineerd met slimme elektriciteitsnetwerken. Op de bedrijventerreinen zijn verschillende bronnen van restwarmte aanwezig vanuit bijvoorbeeld koelsystemen en schoorstenen. Warmte, die nu in de buitenlucht of in het water van Zuid-Willemsvaart wordt geloosd. Deze warmte wordt teruggewonnen en gebruikt waar warmtevraag is. Wanneer er geen warmtevraag is, wordt de warmte opgeslagen om op een later moment nuttig gebruikt te kunnen worden. Het vijfde generatie warmtenet zet de beschikbare restwarmte van bedrijven op de terreinen efficiënt in voor verwarming en andere warmtebehoeften. Tot slot zet SMP een breed scala aan technologieën in die al beproefd en geschikt zijn, waaronder WKO, warmtepompen, buffervaten, energiemanagementsystemen, batterijen, laadinfrastructuur met vehicle-to-grid-functionaliteit, geothermie en zonne-energie. Maar ook innovatieve technieken zoals de productie van waterstof worden onderzocht. ‘Door de inzet van deze diversiteit aan technieken in het LCE zijn we straks in staat om verschillende energieprofielen van bedrijven te accommoderen en optimaliseren’, legt Hesling uit. ‘Allerlei onderzoeken wijzen uit dat het bijvoorbeeld hartstikke moeilijk is om warmtenetten rendabel te exploiteren. Dat komt omdat ze vaak op een verkeerde plek liggen of omdat de participatie onvoldoende is. De initiële investeringen kunnen dan pas na zeer lange tijd worden terugverdiend. De combinatie van technieken die wij als consortium toepassen om het Lokaal Collectief Energiesysteem te voeden, maakt die investering wél haalbaar.’
Hesling geeft aan dat een belangrijke voorwaarde is dat de techniek aanstuurbaar is en energiestromen bidirectioneel zijn. Het consortium streeft bij de uitrol van het LCE dan ook naar innovatie op het gebied van energieopslag, -monitoring en -regeling. Zo wordt er gekeken naar nieuwe methoden zoals power-to-heat, waarbij overtollige zonne-energie wordt omgezet in warmte voor opslag en gebruik in de winter. En monitoring verschaft inzicht in de energieprofielen en de beste momenten om installaties aan te sturen. Daarnaast wordt er geëxperimenteerd met geavanceerde regeltechnieken voor warmtepompen, waardoor een meer dynamische en efficiënte energieregeling mogelijk wordt.
‘Het is krank-zinnig hoeveel werk er op dit gebied ligt voor de installatie-sector’
Financiering
Door elektriciteitsvraag, warmtevraag en koudevraag als één systeem te zien, en alles slim te combineren is er veel meer mogelijk, vertelt Roosmarijn Lak. Zij is bij Kuijpers programmamanager ontwikkeling bedrijventerreinen. ‘Brink en Essent EIS zijn binnen SMP verantwoordelijk voor de financiële engineering. Samen met hen hebben we in een quickscan voor het hele bedrijventerrein de haalbaarheid doorgerekend. Cruciaal daarbij was in hoeverre het lokale collectieve energiesysteem gebruik kan maken van het beschikbare oppervlakte aan pv-panelen. Dat bepaalt of een smartgrid aan technologie over de verschillende gebruikers heen een levensvatbare casus oplevert. Het resultaat van die berekeningen was dat er een gezonde business case mogelijk is over de as van warmte en elektriciteit. Alle ondernemers op de Veghelse bedrijventerreinen kunnen met het LCE tussen 2035 en 2040 voor een groot deel in hun energiebehoefte voorzien.’ Lak ziet nog wel een flink struikelblok als het gaat om de financiering, omdat er in dit scenario wel in één keer heel veel geld nodig is. ‘Daarom onderzoeken we nu of het óók efficiënt is als we de uitrol van het LCE opknippen in stukjes.’
Oplossing congestieprobleem
De rolverdeling binnen het consortium SMP is dat Kuijpers het LCE ontwikkelt. Het beheer van de infrastructuur ligt in handen van Essent en moederbedrijf Eon. Daarnaast heeft netbeheerder Enexis inmiddels de eerste energieprofielen in kaart gebracht om vraag en aanbod te matchen. Dat is nodig om de Groeps Transport Overeenkomsten (GTO’s) te sluiten ten aanzien van de gegarandeerde capaciteit aan elektriciteit. De volgende stap, de daadwerkelijke realisatie van het LCE in Veghel, is echter nog steeds een lastige, weet Hesling: ‘Het ontbreekt de netbeheerders aan capaciteit om dit soort pilots te begeleiden. De wil is er zeker wel, want ook zij zien lokale collectieve energiesystemen als potentiële oplossing voor het congestieprobleem.’
Implementatie en uitdagingen
Een van de belangrijkste uitdagingen bij de implementatie van het LCE op de bedrijfsterreinen in Veghel is het overwinnen van technische, organisatorische en juridische obstakels. Dat vraagt nauwe samenwerking tussen de bedrijven, het consortium SMP en verschillende belanghebbenden, waaronder netbeheerders en overheidsinstanties. SMP moet zorgen voor een naadloze integratie van verschillende technologieën en systemen, terwijl bedrijven moeten worden overtuigd van de voordelen van deelname aan het collectieve systeem. Daarnaast zijn er juridische kwesties met betrekking tot energiehandel, regelgeving en eigendomsrechten die moeten worden aangepakt. Bovendien is het nog eens zo dat niet alle bedrijven direct vanaf de start aanhaken omdat de benodigde investeringen bijvoorbeeld niet aansluiten bij hun vervangingscyclus. Voor deze bedrijven – en overigens ook andere bedrijven elders in of buiten Veghel – heeft Kuijpers een document opgesteld met relevante technische ontwerpprincipes. Lak: ‘Als een individueel bedrijf op enig moment toe is aan het verduurzamen van zijn bedrijf, dan is het goed om het initiële ontwerp van verduurzamingsmaatregelen zodanig uit te voeren dat dit is voorbereid op een toekomstige aansluiting op de meet- en regellaag van een lokale collectieve energiehub. Zo zijn warmtepompen weliswaar vaak standaard ‘smartgrid-ready’, maar het toegepaste protocol kan variëren van een eenvoudig aan/uit-contactje tot een veel complexere regeling en terugkoppeling. Voor een LCE is de complexe variant beter, omdat er dan veel meer sturing mogelijk is. De beschreven standaard geldt ook voor onder meer later toe te voegen batterijen, laadpalen, zonnepanelen en warmte/koude stromen.’
Next step
Zo goed als de bedrijven op de bedrijventerreinen met elkaar moeten samenwerken om een LCE succesvol op te zetten, zo zeer geldt dat ook voor de partijen die aan dezelfde kant van de tafel als Kuijpers zitten. ‘Als installatiesector moeten we open staan voor dit soort samenwerkingen’, vindt Hesling. ‘Het is krankzinnig hoeveel werk er op dit gebied ligt voor de installatiesector. Tegelijk is dit project voor ons best een spannend traject. Als technisch dienstverlener hebben we de rol van system integrator in gebouwen. Die rol moeten we nu ook gaan spelen op een groot bedrijventerrein. Je komt nu ook in gesprek met de politiek, gemeentelijke diensten en stakeholders. Dat is in de ontwikkeling van ons bedrijf echt de next step.’