Juni 2021
‘Onze installaties overstijgen steeds vaker het standaard loodgieterswerk’
Interview met Henk-Jan Rijneveld van Sanitair Installatie Hoogendoorn uit Woerden
Wie denkt dat water kleurloos is, weet na een gesprek met Henk-Jan Rijneveld wel beter. Naast een zwarte en grijze variant, wordt water bijvoorbeeld ook ingezet om groene en blauwe doelen te verwezenlijkheden. ‘Sanitair installatiewerk gaat anno 2021 heel wat verder dan alleen wat leidingwerk’, verklaart de specialist van Sanitair Installatie Hoogendoorn. ‘De rol van de sanitair installateur met betrekking tot opvang, afvoer en opslag is aanzienlijk en biedt naar de toekomst nog vele interessante mogelijkheden.’
De meeste utiliteitsgebouwen hebben maar één watercircuit; de leidingen voor kraanwater. Hiermee wordt gekookt, gedoucht en gewassen. Je drinkt het en spoelt er de toiletten mee door. Dagelijks leveren de waterleidingbedrijven ruim 3 miljard liter zuiver en streng gecontroleerd kraanwater, dat tot het beste ter wereld behoort. Misschien toch wat ondoordacht om dat er zo achteloos doorheen te jagen? Inderdaad, zaken als duurzaamheid en circulariteit laten het denken over water kantelen. Extreme weersomstandigheden doen daar nog een schepje bovenop. Henk-Jan Rijneveld ziet het aan de opdrachten die binnenkomen. ‘We plaatsen buffers op daken, leggen groene gevels aan, gaan verspilling tegen en scheiden de waterstromen.’ Goede initiatieven die uiterst zorgvuldig worden uitgewerkt. Want de kwaliteit van drinkwater mag er natuurlijk nooit onder lijden.
Gaan we toe naar een gesloten waterketen?
‘Helemaal sluiten, gaat niet lukken. Dan zou een gebouw ook zelfvoorzienend in het drinkwater moeten zijn. En die kwaliteitsbewaking is echt een taak van de waterleidingbedrijven. Maar een deel van het water hergebruiken, kan zeer zeker en gebeurt ook steeds meer. Met regenwater de tuin sproeien bijvoorbeeld. Het opvangen en hergebruiken van regenwater is in Vlaanderen al verplicht. Een logische volgende stap is ‘grijs’ water recirculeren. Dat is de verzamelnaam voor licht verontreinigd afvalwater dat afkomstig is van huishoudelijke handelingen. Door zeepresten krijgt het na verloop van tijd een grijze kleur; vandaar de naam. Grijs water kan na behandeling worden gebruikt voor toiletspoeling en wasmachine.’
En dan nog een keer en nog en keer en nog…?
‘Nee, hergebruik stopt na de toiletten. Zodra water vervuild is met uitwerpselen wordt het ‘zwart’. Het bevat dan pathogenen en kan gevaarlijk zijn voor de volksgezondheid. Afvoeren dus. Die vanzelfsprekendheid dat alle water uit onze kranen schoon is, is sowieso een dingetje. We zijn overal drinkwaterkwaliteit gewend. Als er dan ‘grijs’ water uit de douche zou komen… tja, levert dat risico’s op of niet?’
‘En als je stromen gaat hergebruiken, hoe zorg je dan dat de circuits gescheiden blijven? Daar moeten we eerst goed naar kijken. Natuurlijk zijn er oplossingen, zoals gekleurde of in elk geval gelabelde pijpen. De huidige Waterwerkbladen schrijven dat al voor. Maar dan nog, een knutselaar die zelf een extra leiding naar die nieuwe wastafel aanlegt, kan het systeem helemaal in de war gooien, met eventueel gevaarlijke gevolgen. Daarnaast is schoon drinkwater in Nederland veel te goedkoop om recirculatie interessant te maken. De lange terugverdientijd houdt voortgang tegen.’
Welke ontwikkelingen zien jullie vooral wel?
‘Gebouwen worden steeds vaker ingericht met bergingscapaciteit voor hemelwater. Gemeenten stimuleren deze ontwikkeling sterk. Zij proberen daarmee in te spelen op de weersveranderingen. We zien steeds meer heftige buien, veel neerslag in korte tijd, afgewisseld met langere perioden van droogte. Dat vraagt nogal wat van het riool.’
‘Door grote gebouwen het water te laten bufferen en geleidelijk op het gemeenteriool te laten lozen, kunnen we het riool ontlasten. Je kunt natuurlijk kiezen voor tijdelijke opslag in een tank onder de grond, maar steeds vaker zoeken we de oplossing op het dak. We leggen dan een krattensysteem over het hele oppervlak aan, met daarbovenop nog een laagje begroeiing. Op deze zogenaamde retentiedaken kan dan 6 tot 8 cm water worden gebufferd. Die hoeveelheid wordt vervolgens door de plantjes opgenomen en mondjesmaat op het gemeenteriool geloosd. Zo helpen gebouwen wateroverlast op straat te voorkomen.’
‘Het is aan sanitair experts om regels en gewoonten regelmatig tegen het licht te houden’
Wat is daarvan de uitdaging voor jullie?
‘Het zijn extra systemen die je moet integreren in de sanitaire voorzieningen van een gebouw. En anno 2021 gaat dat heus verder dan alleen wat leidingwerk. Er zijn heel intelligente toepassingen die je kunt koppelen aan het gebouwbeheerssysteem en die blauwe retentiedaken steeds geavanceerder maken. Bijvoorbeeld installaties die rekening houden met weersvoorspellingen. Komt er een grote bui aan, dan wordt de benodigde buffercapaciteit berekend. Als er op dat moment onvoldoende bergingsruimte aanwezig is, wordt die eerst met een ‘kleine’ lozing op het riool gecreëerd. En die systemen zijn natuurlijk slim. Ze verzamelen data en nemen dat mee in hun toekomstige voorspellingen.’
De sanitair installateur als watermanager van de toekomst?
‘Het behandelen van regenwater is in de breedste zin van het woord een van de grotere ontwikkelingen van ons vakgebied. In stedelijke gebieden wordt gemiddeld 75 procent van de regenval afgevoerd naar het riool. Tegelijkertijd bestaat 40 tot 50 procent van het oppervlak uit daken. Ik snap dus wel dat deze ruimte wordt ingezet om wateroverlast tegen te gaan. De rol van de sanitair installateur met betrekking tot opvang, afvoer en opslag is hierbij aanzienlijk en biedt naar de toekomst nog vele interessante mogelijkheden. Zo zien wij steeds meer vraag naar verticale tuinen, ofwel de ‘groene’ balkons en gevels in de hoogbouw, waarbij wij de vraagstukken van irrigatie en waterafvoer tot onze dienstverlening rekenen.’
Leuk, maar is het wel echt onderdeel van de sanitaire installaties?
‘Wellicht niet in de traditionele zin van het woord, maar we zien wel dat wij ook steeds meer in aanraking komen met dergelijke duurzame initiatieven. De blauwe component wordt dan vaak gecombineerd met planten. Vegetatie op daken – en gevels – houdt extra vocht vast, geeft het gebouw een natuurlijke uitstraling en zorgt ook nog eens voor afkoeling in de zomermaanden. Uiteraard maak je als bedrijf dan een afweging: stoppen we bij de aan- en afvoeren of nemen we wellicht ook de beplanting mee? Dit laatste doen we bij Hoogendoorn op dit moment nog niet. Daar zouden wij dan ook de nodige expertise voor in huis moeten halen.’
Oké, dus geen hoveniers. Maar hoe ‘groen’ is de sanitaire wereld eigenlijk?
‘Duurzaamheid is bij ons natuurlijk ook een issue. We zoeken naar mogelijkheden om water en energie te besparen en kijken naar recyclebare materialen. In een kantoorpand waar de nadruk lag op circulair bouwen, kozen we bijvoorbeeld voor knelkoppelingen om de koperen leidingen te verbinden. Normaal zijn perskoppeling de standaard, maar die kun je dus niet hergebruiken. Leuk om daar eens over na te denken.’
‘Maar niet alles is zo makkelijk op te lossen; denk aan warmtepompen. Deze installaties werken met lagere temperaturen dan de 60 °C waar wij aan gebonden zijn. Mensen verwachten dat wij daar dan wel even aan gaan sleutelen. Maar die temperatuurinstelling in circulatieleidingen is niet voor niks! Dat is ingesteld met het oog op de volksgezondheid; je wilt geen legionella in de installaties. Als je temperaturen naar beneden gaat bijstellen, dan dient dat op een verantwoorde manier te gebeuren. Niet overhaast in elk geval.’
Wat kan dan wel?
‘Liever kijk ik naar een aangepaste dimensionering van warm water. Vanuit gewoonte is die vaak te hoog. Neem close-up boilers, in utiliteitsgebouwen plaatsen we meestal op elke verdieping wel zo’n boiler in de werkkast. Dat is bij elkaar best veel water dat constant op temperatuur moet worden gehouden. Het is de vraag of dat echt nodig is en daarover gaan we dan in overleg met de opdrachtgever. Vaak is het best mogelijk om met een elektrisch doorstroomtoestel te werken. Die levert alleen warmte als daarom wordt gevraagd. Het is aan ons, de sanitair experts, om regels en gewoonten omtrent materiaal-, water- en energieverbruik regelmatig tegen het licht te houden. Want met de kennis van vandaag zouden aangepaste berekeningen zomaar eens tot duurzamere keuzes kunnen leiden.’
Krijgen jullie die duurzame keuzes niet vooral opgelegd van buitenaf? Via Breeam bijvoorbeeld.
‘Dat is te kort door de bocht. Nederland loopt echt voorop als het gaat om sanitaire technieken. Mede door toedoen van onze TVVL-expertgroep waar ik ook aan ben verbonden. Wij zijn onder meer betrokken bij innovatief onderzoek en het actualiseren van wetgeving, normen en praktijkrichtlijnen. Maar inderdaad, certificeringsmethoden hanteren ook uiteenlopende eisen op het gebied van waterbesparing. Als werkvoorbereider ben ik bijvoorbeeld betrokken bij de Floating Office in Rotterdam. In dat gebouw werken we volgens het Breeam-keurmerk. Bouwen op het water, hoe bijzonder wil je het hebben?
‘Nederland loopt echt voorop als het gaat om sanitaire technieken’
Een drijvend kantoor? Vertel!
‘De Floating Office ligt in de Rijnhaven van Rotterdam. Komend najaar zal het VN klimaatcentrum er haar intrek nemen. En die gaan natuurlijk niet in zomaar een gebouw zitten. Het is een toonbeeld van duurzaamheid, circulariteit en klimaatadaptie. De aannemer vroeg ons het sanitaire deel voor onze rekening te nemen en aangezien wij wel van een uitdaging houden, zaten we vanaf de ontwerpfase aan tafel. Vanuit Breeam installeerden we onder meer motorbediende afsluiters voor de toiletgroepen. Door deze afsluiters komt de watertoevoer pas op gang zodra een sensor detecteert dat er mensen in de ruimte zijn. Daarmee voorkom je verspilling door bijvoorbeeld een open kraan of een spoelknop die blijft hangen. Ook plaatsten we een lekdetectiesysteem die het waterverbruik meet. Wanneer het verbruik boven de ingestelde waarde komt, door bijvoorbeeld een kapotte leiding, waarschuwt het de gebruikers van het pand via een alarmsysteem.’
Hoe breng je water naar een drijvend kantoor?
‘Dat was de grootste en leukste uitdaging. Het paviljoen ligt zo’n zestig meter van de kade af. Dat is een aardige afstand om te overbruggen en aan de kade hebben we daarom een ondergrondse technische ruimte voor de hydrofoorinstallatie gebouwd. Los daarvan kent de Maas nog eb en vloed. Er is een getijdeverschil van ruim 1,5 meter! Daar moesten we dus wel even over puzzelen.’
‘Uiteindelijk hebben we samen met een bergingsbedrijf een werkende constructie bedacht. Duikers lieten kunststof mantelbuizen van honderd meter lang afzinken, van de kade over de bodem van de Nieuwe Maas, naar het drijvende kantoor. Het laatste stuk gaat in een soort gekronkelde wokkelvorm omhoog zodat het bij hoog water als een harmonica kan uitrekken en bij laag water kan oprollen. In die mantelbuizen integreerden wij de water- en persrioolleidingen. Maar ja, hoe flexibel zijn die? Gaan ze niet knikken? Daarover hebben we vooraf wel aanvullend contact opgenomen met de leveranciers.’
Genoeg uitdagingen dus in jullie vakgebied?
‘Dit zijn natuurlijk wel de krenten uit de pap. Meer aan de basis ligt de uitdaging om voldoende vakkrachten te werven. Dat valt nog niet mee. Sanitair is een relatief klein deel van de installatietechniek en tijdens de opleiding wordt er weinig aandacht aan gegeven. Mede daarom en omdat het zo specialistisch is, leer je het vak pas echt in de praktijk. Ik durf te stellen dat wij meer kennis van zaken hebben dan de grote adviesbedrijven. En kennis kun je nooit te veel hebben.’
Tekst: Jojanneke Rodenberg
Fotografie: Marco de Swart