EW10 cover 600
Mei 2010

Belangrijke rol warmtenetten in duurzame energievoorziening

EW-600x400In Purmerend vaart het sterk verlieslatende stadsverwarmingbedrijf een nieuwe, duurzame en hopelijk ook winstgevende koers (Bron: Sky Pictures).

Warmtenetten, maar ook kleine, lokale energiebedrijven die deze netten exploiteren, spelen de komende jaren een voorname rol als het gaat om duurzame energievoorziening. Zelfs voor oude stadsverwarmingbedrijven gloort hoop. In Purmerend vaart het sterk verlieslatende stadsverwarmingbedrijf een nieuwe, duurzame en ook winstgevende koers. Het is daarom een goed voorbeeld voor vele andere initiatieven, zo luidde de boodschap op het seminar over decentrale energieopwekking van DWA op 18 maart.

Het seminar van DWA op 18 maart, dat in Avifauna in Alphen aan den Rijn een afgeladen zaal met mensen trok, was een vervolg op het succesvolle seminar ‘Energie (DE)centraal’ dat DWA Installatie- en Energie-advies in 2008 organiseerde.

Tijdens de 2010-editie werkte het adviesbureau nauw samen met onder meer de Stichting Warmtenetwerk, Platform Geothermie, TNO en IF Technology. Het zijn toevallig bedrijven die stuk voor stuk veel interesse en belang hebben in decentrale energieopwekking. Al deze partijen zijn van mening dat de energieopwekking in ons land zich in een hoog tempo tot een milieu- en economisch vraagstuk ontwikkelt, waarbij we steeds meer op lokaal niveau naar oplossingen moeten zoeken.

Niet één, maar verscheidene sprekers op het symposium waren duidelijk in hun visie dat we in ons land geen behoefte hebben aan nieuwe, grote energiecentrales, zoals die nu op de Maasvlakte en in de Eemshaven worden gebouwd. We moeten juist veel meer kijken naar mogelijkheden op lokaal niveau. En dat zijn er veel. Maar ze zijn zeer uiteenlopend, zoals bleek uit de diverse parallelsessies op het seminar. Desondanks was er één constante in alle plannen en initiatieven: het lokale energiebedrijf. In een snel groeiend aantal gemeenten ontstaan kleine bedrijven die meestal duurzame vormen van energie leveren aan een beperkt aantal afnemers in de directe omgeving. Het is een ontwikkeling die haaks staat op de trend waarbij de traditionele energieleveranciers in ons land worden overgenomen door grote Europese marktpartijen.

Onverminderde energieconsumptie

Tijdens plenaire lezingen op het congres mochten drie sprekers hun visie op deze, zich snel ontwikkelende energiemarkt geven. Jacob Klimstra, zelfstandig energieconsultant, had de meest filosofische lezing. Daarin maakte hij duidelijk dat de energieconsumptie onverminderd blijft groeien en dat dit onvermijdelijk leidt tot uitputting van de voorraad fossiele brandstoffen. Voor het eind van deze eeuw zijn gas en olie definitief op en ook gemakkelijk te winnen steenkool is dan verbruikt. Gevolg is dat de prijs van fossiele brandstof sterk stijgt en dat we afhankelijker worden van landen met leiders waar we niet van afhankelijk willen zijn. Kortom, het enige zinvolle alternatief is zo snel mogelijk over te schakelen op duurzame energiebronnen.
Klimstra ziet de meeste potentie in zon en wind. Hij verwacht dan ook een maatschappij die, qua energievoorziening, ‘all electric’ wordt. In die visie zijn lokale warmte- en gasdistributie straks niet meer nodig. Wel gaat hij ervan uit dat er een optimale mix moet blijven van decentraal en centraal opgewekte energie.

Kees Wisse van DWA Installatie- en Energieadvies behan- delde in zijn presentatie de vele scenario’s en beleidsplannen die in de afgelopen jaren door overheden, bedrijven en andere organisaties zijn gemaakt. In al deze plannen staan steeds twee zaken centraal: het klimaatprobleem en de beperkte beschikbaarheid van fossiele brandstoffen. Hoewel het eerste probleem nog voer voor discussie is – niet in de laatste plaats onder de experts – is iedereen het er over eens dat schaarste aan fossiele brandstoffen onvermijdelijk is. Bovendien vergt het klimaatprobleem een internationale aanpak en kunnen we de schaarste aan fossiele brandstoffen nationaal, ja zelfs lokaal aanpakken. Volgens Wisse ligt hier dan ook dé kans voor duurzame energieoplossingen.

EW__600x400De Trias Exergetica, zoals Jan de Wit van TNO die presenteerde tijdens het seminar van DWA op 18 maart.

Trias Exergetica

Een technischer verhaal kwam van Jan de Wit van TNO. Hij bouwde zijn bijdrage op rond de vraag welke energie-infrastructuur past bij een energieneutraal gebouwde omgeving. Naast de Trias Energetica, als belangrijk instrument bij de aanpak naar een lager energiegebruik, presenteerde hij ook de Trias Exergetica. Daarmee wilde hij vooral aangeven dat we de energie-opwekking en -distributie zo dicht mogelijk bij gebruikers moeten plaatsen. De kern van de Trias Exergetica begint bij de minimalisering van temperatuurverschillen. Omdat bij verbranding van aardgas hoge temperaturen vrijkomen waarmee laagwaardige verwarming wordt verkregen, is dat geen goede methode. Na minimalisering van de temperatuurverschillen moeten we proberen zoveel mogelijk energie uit de omgeving te halen. Tot slot moeten we streven naar minimale exergieverliezen, om uiteindelijk zoveel mogelijk energie uit duurzame bronnen op te wekken en eventueel uit warmte- en krachtkoppeling.

Voor nieuwbouw is de Trias Exergetica nog relatief eenvoudig na te leven, maar in bestaande bouw is dit al een stuk lastiger. Maatwerk is dan noodzakelijk. Op de kernvraag, welke energie-infrastructuur het best past bij een energieneutrale gebouwde omgeving, kwam geen eenduidig antwoord. Wel maakte De Wit duidelijk dat het steeds meer aankomt op een efficiënte samenwerking in kleine netten en lokale verbanden. Daarbij vormt ICT een belangrijk component, omdat we daarmee een optimale afstemming tussen het verbruik van gas en elektriciteit en de opwekking van warmte en stroom kunnen realiseren. De pc en het internet worden een onlosmakelijk onderdeel bij alle energieopwekkers, -verbruikers en -meters die we in onze gebouwen toepassen.

Wkk op frituurvet

Dat de decentrale filosofie in de praktijk al tot mooie resultaten leidt, bleek uit de parallelsessies. Op diverse plaatsen in het land zijn bijzonder efficiënte samenwerkingsverbanden opgezet waarbinnen vooral bedrijven hun energiestromen op effectieve wijze opwekken en uitwisselen.

Een fraaie case is die van diervoerderproducent Van Tuijl in Kesteren. Met een wkk-installatie die draait op afgewerkte frituurolie produceert dit bedrijf 4,4 MW elektriciteit, 2,5 MW stoom en 2 MW warmte van circa 85 °C. Het bedrijf gebruikt zelf alle stoom in zijn productieproces. Daarnaast verbruikt het 1,6 MW elektriciteit in basislast en 2 MW wanneer er piekvermogen nodig is. De resterende elektriciteit wordt teruggeleverd aan het net.

Alleen voor de opgewekte warmte had Van Tuijl tot voor kort geen zinvolle bestemming. Slechts 200 kW is nodig om de brandstoftanks op te warmen. De resterende 1,8 MW was overtollig. Tot het bedrijf om tafel ging zitten met de buren. Het betrof hier de bedrijven Babypark en de Vlastuin. Bijna op de achterkant van een sigarendoos konden de ondernemers gezamenlijk berekenen dat het rendabel zou zijn de restwarmte van Van Tuijl te gaan gebruiken. Daarop is een lokaal warmtenetwerk aangelegd met in totaal zeven afnemers. Door de opstelling met de wkk op frituurvet sparen de ondernemers, inclusief Van Tuijl, gezamenlijk 1.000.000 m3 aardgas uit, waarvan 800.000 m3 op het conto van Van Tuijl komt.

Revival stadsverwarming

Een ander opmerkelijk verhaal vertelde Peter Odermatt, directeur van Stadsverwarming Purmerend (SVP). Toen hij eind 2007 bij dit bedrijf aantrad, trof hij een zeer onrendabel bedrijf dat op elke verkochte GJ permanent verlies maakte. De warmteverliezen in het netwerk bedroegen wel 35 procent. Via de kruipruimten van zo’n 4.000 woningen lekte enorm veel warmte weg, puur omdat de leidingen of de isolatie waren doorgeroest. Daarnaast roestten ze ook weer snel door omdat de kruipruimten constant onder water stonden. Odermatt vroeg de gemeente toestemming zijn invloed uit te breiden over de totale keten, van productie en netbeheer tot en met de verkoop.

Odermatt is van mening dat een warmtebedrijf alleen kan functioneren als het zeggenschap heeft over alle schakels in de keten. Hij kreeg de invloed die hij wenste en is de afgelopen periode druk bezig geweest een enorme energietransitie bij het bedrijf teweeg te brengen. Allereerst zorgde hij voor een systeem (SlimNet) dat de warmteverliezen en lekkage in het netwerk aanpakt. Daarmee brengt het bedrijf het warmteverlies nu terug van 35 naar 22 procent. Door uitbreiding van de woningbouw in Purmerend stond het warmtebedrijf voor een forse capaciteitsuitbreiding. Echter, door de efficiencyslag is een capaciteitsuitbreiding ineens niet meer nodig. De volgende grote stap in de transitie is de verduurzaming van de warmtelevering.

Na 2014 wil het bedrijf de duurzame warmte in het net voeden via biomassa-wkk’s en aardwarmte. De haalbaarheidsonderzoeken lopen inmiddels en de vooruitzichten zijn prima. Voor Odermatt staat nu wel vast dat zelfs oude, vaak verlieslatende stadsverwarmingnetten een unieke kans bieden tamelijk eenvoudig en met grote stappen de energievoorziening van de gebouwde omgeving te verduurzamen. Voorwaarde is wel dat de regie bij het stadsverwarmingbedrijf komt te liggen.

Restwarmte-uitwisseling

Dat restwarmte nog veel meer kansen biedt, toonde Egbert Klop van DWA in zijn lezing ‘Restwarmte – Terra Incognita’. Ons land kent hooguit twintig succesvolle projecten waarbij restwarmte van het ene bedrijf op succesvolle wijze door een ander bedrijf of instelling wordt verbruikt. Op vele locaties worden restwarmte en andere reststromen domweg vernietigd, omdat de kansen niet worden herkend. Klop pleitte dan ook voor erkenning van het fenomeen restwarmte-uitwisseling en voor het tonen van meer visie en doorzettingsvermogen bij partijen.

Een andere techniek die in een parallelsessie uitgebreid aan bod kwam, is toepassing van geothermie. Op een aantal plaatsen in ons land hebben op dit moment boringen plaats. Intech berichtte in het aprilnummer uitvoerig over het ambitieuze aardwarmteproject in Den Haag.

Tekst: Rob van Mil
Fotografie: Industrie