Mei 2025
Een goed lichtplan in 7 stappen
Verlichting kan een ruimte transformeren en grote invloed hebben op de sfeer en het welzijn van de gebruikers. Een goed lichtplan is daarom essentieel voor een goede werkomgeving. Maar hoe zet je zo’n lichtplan op? Verlichtingsspecialist Maarten Loerakker van Loerakker Led Line in Amersfoort geeft aan hoe je in zeven stappen tot een goed lichtplan komt, inclusief de belangrijkste do’s en don’ts.
Een belangrijk aspect van een lichtplan is de aansturing van de verlichting. Overweeg allereerst het gebruik van sensoren (automatisch), bediening (gebruiker heeft invloed) of een combinatie van beide. Overleg met de betrokken partijen of bedraad of draadloos de voorkeur heeft. Bij renovatie heeft draadloos vaak voordelen, bij nieuwbouw kan bedraad nog steeds interessant zijn.
Bij bedrade aansturing kun je denken aan KNX of Dali. Bij draadloos aan KNX, Zigbee of Bluetooth. De conventionele manier van controls is met kabels.
Stap 1. Begrijp de ruimte en het gebruik ervan
‘Inventariseer wat voor soort werk er wordt verricht. Gaat het om grote ruimtes of juist kleine kantoortjes? Zitten er IT’ers achter drie schermen of juristen die een wetboek lezen?’, begint verlichtingsspecialist Maarten Loerakker. Het is belangrijk om te weten wat de gebruikers van de ruimte precies nodig hebben. Licht van beeldschermen moet er bijvoorbeeld niet toe leiden dat je bij opkijken in duisternis kijkt.
Er is hierbij uiteraard een norm van toepassing (Nen 12464-1 voor binnenwerkplekken), maar die beschrijft vooral de minimale eisen. In de binnenverlichtingsnorm staat bovendien ook het een en ander op het gebied van ergonomie. ‘Het is belangrijk om deze norm te kennen en te volgen, maar vooral ook om deze als een ondergrens te zien en het dan beter te doen’, meent Loerakker. De norm is in 2021 vernieuwd en er staan naast de minimale vereiste ook geadviseerde waarden in.
Stap 2. Inventariseer het natuurlijke licht
Bestudeer de hoeveelheid daglicht en de richting van de lichtinval. Het uitgangspunt van een lichtplan is dat er geen daglicht is, maar je moet er uiteraard wel rekening mee houden. Een lichtadviseur met een ergonomie-achtergrond heeft vaak oog voor dit soort details. Fabrikanten, groothandels en installateurs zullen hier bijvoorbeeld doorgaans geen rekening mee houden.
‘Dit speelt ook bij de keuze van de werkplek: aan het raam of niet? Zonlicht is al gauw teveel’, zegt Loerakker. ‘Je kunt verder de lichtkleur laten variëren, evenals de intensiteit, zodat je het buitenlicht kunt imiteren. Denk na over hoe je natuurlijke licht kunt benutten en combineren met kunstlicht.’
Belangrijk is dus om vast te stellen:
• Hoeveelheid daglicht: Bestudeer de hoeveelheid daglicht die de ruimte binnenkomt. Dit hangt af van de oriëntatie van de ruimte, de grootte van de ramen en eventuele obstakels buiten.
• Richting van lichtinval: Noteer de richting van de lichtinval. Zonlicht vanuit het oosten is helderder en koeler in de ochtend, terwijl zonlicht vanuit het westen warmer en minder helder is in de namiddag.
• Reflecties: Kijk naar reflecties in kozijnen en andere oppervlakken. Dit kan invloed hebben op de verlichting en verblinding veroorzaken.
• Verder: gebruik dimbare lampen en lichtsystemen die de lichtkleur en intensiteit kunnen aanpassen om het buitenlicht te imiteren. Werkplekken aan het raam kunnen aantrekkelijk zijn met natuurlijk licht, maar kunnen ook nadelen hebben zoals verblinding. Gebruik zonwering zoals gordijnen of rolluiken om te veel zonlicht te voorkomen en een comfortabele werkomgeving te creëren.
Kijk ook naar de hoeveelheid daglicht en de richting van de lichtinval.
Stap 3: Bepaal de verschillende lichtlagen
Introduceer drie lagen van verlichting: algemene verlichting, taakverlichting en accentverlichting. Algemene verlichting zorgt voor een gelijkmatige basisverlichting (300 Lux, waarmee je voldoet aan de arbonorm). Taakverlichting is het licht voor de werkplek en moet minimaal 500 Lux zijn op het werkvlak, afhankelijk van het soort werk dat verricht wordt. Accentverlichting wordt gebruikt om objecten of gebieden te benadrukken.
‘Een goed uitgedacht lichtplan met basisverlichting en taakverlichting die bestaat uit een combinatie van direct en indirecte verlichting plus accentverlichting is beter voor productiviteit in kantoren’, zegt Loerakker. Onderzoeken noemen percentages van 12 procent betere accuratesse en 10 procent hogere productiviteit. Afleiding, hoofdpijn en bijvoorbeeld tranende ogen door slechte verlichting kan leiden tot een lagere productiviteit en zelfs een hoger ziekteverzuim.
Zo’n drielaagse aanpak hoeft volgens van Loerakker niet per definitie duurder te zijn: ‘De organisatie die het pand in gebruik heeft, moet ook nadenken over de relatie tussen het lichtplan en de kosten daarvan, en de gemiddelde salariskosten van de mensen die in die ruimte werken. Dat geeft een aardige indicatie hoeveel je als organisatie wilt investeren in verlichting.’
Stap 4: Maak een plattegrond
Teken de ruimte en markeer belangrijke zones en objecten. Dat doe je als volgt:
• Meten en tekenen: Meet de ruimte en tekent een schaalgetrouw plattegrond. Markeer deuren, ramen en vaste objecten zoals meubelen.
• Zones en activiteiten: Noteer de verschillende zones en activiteiten die in de ruimte plaatsvinden. Denk aan werkplekken, eetplekken, ontspanningszones en dergelijke.
• Plaatsing van armaturen: Bepaal de optimale plaatsing van armaturen. Denk aan de hoogte, afstand en richting van de verlichting.
• Verlichtingszones: Markeer de verschillende verlichtingszones (algemene verlichting, taakverlichting, accentverlichting) op de plattegrond.
Overweeg hierbij verschillende typen armaturen, zoals inbouwspots, hanglampen met indirecte verlichting of een combinatie van direct en indirect licht, en wandlampen. Selecteer geschikte lichtbronnen op basis van lichtkleur (Kelvin), helderheid (lumen) en energie-efficiëntie. Loerakker: ‘Soms wil men een warmere kleur hebben, maar de voorkeur gaat tegenwoordig naar kouder wit; 4.000 Kelvin.’ In sommige productieomgevingen zelfs nog meer. ‘Het ziet er wat energieker en productiever uit.’
Kies de juiste lichtkleur op basis van de activiteit en de sfeer die je wilt creëren.
Stap 5: Kies de juiste armaturen en lichtbronnen
De keuze van de armaturen is belangrijk:
• Inbouwspots: Geschikt voor algemene verlichting en taakverlichting. Kunnen worden ingebouwd in plafonds en meubels.
• Hanglampen: Ideaal voor algemene verlichting en accentverlichting. Kunnen worden gebruikt om een ruimte te accentueren of een sfeervolle uitstraling te creëren.
• Wandlampen: Geschikt voor taakverlichting en accentverlichting. Kunnen worden gebruikt om specifieke gebieden te verlichten of decoratieve elementen te benadrukken.
• Grondspots: Ideaal voor accentverlichting. Kunnen worden gebruikt om objecten of architectonische details te benadrukken. Dit type armaturen worden voornamelijk buiten gebruikt.
Kijkend naar de lichtbronnen, dan moeten een aantal punten in de gaten worden gehouden:
Led: Energie-efficiënt en lange levensduur. Beschikbaar in verschillende lichtkleuren (Kelvin) en helderheden (lumen).
TL-buizen en halogeenlampen zijn verboden toe te passen. Wat betreft lichtbron is er dus weinig te kiezen, behalve led. Loerakker: ‘Kies de juiste lichtkleur op basis van de activiteit en de sfeer die je wilt creëren.’ Warm wit (2.700 - 3.000 K) is geschikt voor woonruimtes, terwijl kouder wit (4.000 K) beter is voor kantoren en productieomgevingen.
Voor optimale resultaten kan gekozen worden voor circadiaanse verlichting (ook wel HCL of dynamische verlichting genoemd), waarbij de kleurtemperatuur volgens een daglichtpatroon wordt geprogrammeerd, zodat de verlichting in kleur en intensiteit varieert in de loop van de dag. Een variatie hierop is een led-module met cyaan als extra lichtkleur. De lichtkleur varieert dan ogenschijnlijk niet, maar de cyaankleur kan wel in de loop van de dag hetzelfde effect bereiken, namelijk aanmaak van het hormoon cortisol. Een andere ontwikkeling is het toevoegen van extra UVB led-modules die zorgen voor de aanmaak van vitamine D. Omdat we tegenwoordig steeds meer binnen verblijven, kan dit een oplossing zijn gedurende de wintermaanden.
Selecteer de juiste helderheid op basis van de activiteit en de grootte van de ruimte. De gemiddelde leeftijd van de werknemers speelt hierbij een belangrijk rol. Iemand van 60 jaar heeft veel meer licht nodig, dan iemand die 20 jaar oud is.
Combineer functionaliteit met een aantrekkelijk design.
Stap 6: Houd rekening met sfeer en esthetiek
Loerakker: ‘Combineer functionaliteit met een aantrekkelijk design. Zorg ervoor dat het lichtplan aansluit bij de interieurstijl en een prettige sfeer creëert. Dit is belangrijk om de ruimte niet alleen functioneel, maar ook esthetisch aantrekkelijk te maken.’
Kies een lichtkleur die aansluit bij de sfeer die je wilt creëren. Warm wit voor een gezellige sfeer, kouder wit voor een productieve sfeer. Gebruik accentverlichting om specifieke objecten of gebieden te benadrukken en een sfeervolle uitstraling te creëren. Gebruik dimbare lampen om de lichtintensiteit aan te passen aan de sfeer en activiteit in de ruimte.
Stap 7:Controleer en test het plan
Voer een simulatie of proefopstelling uit om te zien of het plan werkt. Let bijvoorbeeld op aspecten als verblinding. Om het plan te testen is het handig om speciale simulatiesoftware toe te passen. Hiermee kan het lichtplan worden gevisualiseerd. Dit helpt om potentiële problemen op te sporen en aanpassingen te maken voordat de installatie begint.
Installeer bovendien een proefopstelling van het lichtplan in de daadwerkelijke ruimte. Test de verlichting in verschillende situaties en op verschillende tijden van de dag. Pas het lichtplan aan op basis van de feedback en observaties tijdens de proefopstelling. Zorg ervoor dat de verlichting voldoet aan de behoeften en voorkeuren van de gebruikers.
Tekst: Robbert Hoeffnagel
Fotografie: Michel de Groot, Robert Modderkolk
Lees meer artikelen in het dossier Verlichting
Meer weten over de nieuwste installatietechnieken en de laatste richtlijnen?
Meld u dan nu aan voor onze gratis tweewekelijkse nieuwsbrief.