Omslag_EW05 600
Januari 2011

Elke installatie heeft zijn kabouter

EW-600x400‘In 80 procent van de gebouwen wordt helemaal niet ingeregeld. Het kennisniveau op dit punt is echt dramatisch.’

Installaties inregelen, onderhoud plegen zodat prestaties optimaal blijven en toezicht houden op externe partijen die eveneens de installaties beïnvloeden. Voor John Rebergen is het dagelijks werk dat hij deels voor zijn werkgever en deels vanuit zijn eigen bedrijf verzorgt. ‘Ik zit in een enorme groeimarkt. in steeds meer gebouwen is het binnenklimaat ronduit slecht te noemen.’

Op tafel liggen de nieuwste inregelapparaten: een ta-meter, een flowmeter en een pitotbuis. Voor John Rebergen, werkzaam als parttime gebouwbeheerder bij ing en onafhankelijk adviseur via zijn eigen bedrijf Stoocker, zijn het vertrouwde instrumenten om het leefklimaat en de energiehuishouding in een gebouw onder controle te houden. ‘Vmbo-leerlingen, maar zeker ook iedere mbo-leerling, moet deze instrumenten kunnen hanteren. Hoe kun je anders een goede en efficiënte klimaatinstallatie realiseren? Rebergen ervaart dat die kennis in de dagelijkse praktijk ver te zoeken is. ‘Inregelen is – op zijn zachtst gezegd – een ondergeschoven kindje. Sterker uitgedrukt: in 80 procent van de gebouwen wordt helemaal niet ingeregeld. Het kennisniveau op dit punt is echt dramatisch.’ Volgens Rebergen wordt inregelen door de sector gewoon niet als onderdeel van de installatietechniek gezien. ‘Je zou toch denken dat geen enkele leerling zijn opleiding kan afronden als hij niet kan inregelen. In ons land is dat mogelijk. We zouden in de branche eens goed moeten nadenken over waar we mee bezig zijn.’

‘Dat geldt ook voor vastgoedbezitters. Een architect ontwerpt een mooi pand, een adviseur bedenkt een installatieconcept, er komt een bestek en het enige waar de beslissers vervolgens naar kijken is de prijs onderaan de streep. Of de installatie gaat werken en of hij ook de komende tien jaar een goed binnenklimaat en een lage energierekening garandeert, daar vraagt niemand naar. Terwijl dat een veel grotere impact heeft.’

Prestatiegarantie

Rebergen ziet graag dat opdrachtgevers in het bestek de eis opnemen dat aanbieders tien jaar lang de garantie geven dat de ruimtetemperatuur op werktijden altijd tussen de 20 en 22 °C ligt bij een bepaald maximaal energiegebruik. ‘Bij dergelijke prestatie-eisen gaan installateurs heel anders naar de installatie kijken, tegelijkertijd zullen ze veel meer in kennis moeten investeren. Het is toch te zot voor woorden dat uit TNO-onderzoek blijkt dat 70 procent van de klimaatinstallaties niet functioneert, zoals beoogd?’

‘Het ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft becijferd dat een slecht binnenklimaat ons land jaarlijks 5 miljard euro kost. Elke dag melden tweeduizend leerkrachten en twintigduizend leerlingen zich ziek door een slecht binnenklimaat. Hierbij valt de relatief bescheiden meerprijs van een goed ingeregelde en onderhouden installatie toch volledig in het niet?’ Rebergen is van oorsprong  elektrotechnicus en heeft vooral als operationeel technicus bij uiteenlopende ‘selfsupporting’ installaties gewerkt. ‘Na de Zeevaartschool ben ik als elektrotechnicus op de grote vaart aan de slag gegaan, waar ik uiteindelijk verantwoordelijk was voor alle installaties op het schip. Daarna werkte ik onder meer bij de vuilverbranding in Amsterdam en bij Akzo, waar ik operationeel verantwoordelijk was voor de installaties. Als je de dagelijkse continuïteit van een installatie moet garanderen, snap je hoe nauwgezet en kritisch het luistert als je niet op tijd onderhoud pleegt of de inregeling checkt. Bij Akzo heb ik me bijgeschoold (hogere installatieopleiding) en legde ik me ook toe op klimaatinstallaties. Maar wel met de mentaliteit en de inzichten die ik tijdens mijn vorige functies heb opgedaan.’

Continu proces

‘De kunst is ervoor te zorgen dat alle installaties optimaal zijn afgesteld. Dat kan alleen als je, zodra een gebouw wordt opgeleverd, van alle installaties de inregelrapporten hebt. Meestal ontbreekt het daar aan. Maar zelfs als die rapporten er wel zijn en de installaties bij oplevering zijn ingeregeld, dan nog moet je vanaf de eerste dag erop toezien dat de installatie in de praktijk werkt, zoals het op papier staat. Er zijn talloze factoren waardoor het klimaat toch anders  kan uitpakken dan vooraf bedacht. Dan moet je dus ingrijpen en bijsturen. Daarnaast is een kenmerk van techniek dat bij gebruik instellingen verlopen. Slijtage, vervuiling en modificaties zijn een continu proces. Daar moet je rekening mee houden en op inspelen.  Als ik een onderhoudsplan maak en verantwoordelijk ben voor de uitvoering, dan wil ik dat met regelmaat ook de flows worden gemeten. Voor mij hoort dat onlosmakelijk bij onderhoud. Alleen als ik geregeld de flows meet, weet ik hoe het werkelijk met de installatie is gesteld.’

Klagers

In de dagelijkse praktijk merkt Rebergen dat de gebruikerswensen in een pand zeer uiteenlopen. ‘Je kunt het binnenklimaat nooit naar ieders zin maken. Zo ligt bijvoorbeeld de aangename temperatuur voor vrouwen 2 °C hoger dan voor mannen, daardoor moet je vaak een vast percentage klagers accepteren. Dat geeft een onderhoudsbedrijf echter geen vrijbrief om niet serieus naar klachten te kijken. Je moet altijd naar de perfecte balans streven. Het is daarom belangrijk de setpunten van de installatie vast te leggen. Naast het natuurlijke verloop heeft elke installatie zijn kabouter. Iedere beheerder of onderhoudsmonteur weet wat ik bedoel: op gezette tijden merk je dat de inregeling ineens anders is dan hoe je hem had ingesteld. Niemand weet hoe dat komt en geen mens heeft er aan gezeten.’

‘Ik denk dat we te weinig rekening houden met zogeheten slimme gebruikers, die zelf ingrijpen, en met externe onderhoudspartijen. Zij komen voor een onderhoudsklus, maar hebben soms wel degelijk invloed op de primaire klimaatprocessen. Vaak doen ze dat onbewust of met de beste intenties. In de gebouwen waar ik verantwoordelijk ben of  waar ik de beheerders of eigenaren adviseer, eis ik altijd dat een extern onderhoudsbedrijf na het werk een onderhoudslijst overdraagt. Ongetwijfeld is er een afvinklijst met werkzaamheden, deze moet je opvragen. Zodra ik twijfel over de aard van de werkzaamheden of de impact ervan, pak ik mijn lijst met vastgelegde setpoints en controleer ik of deze nog in orde zijn.’

Marginale kennisoverdracht

‘Veel goede technici focussen te nadrukkelijk op het ontwerp. Neem de klimaatproblemen op scholen. Er zijn prachtige, gesubsidieerde programma’s om het klimaat in scholen te verbeteren. We bedenken, leveren en installeren ingenieuze systemen waarbij we – daar gaan we vanuit – de kinderen weer verse lucht geven. Maar wie controleert of dat systeem na twee, vijf en tien jaar nog optimaal werkt? Ik geef je op een briefje dat ook deze prachtige concepten in veel situaties opnieuw problemen gaan geven. Alleen omdat niemand de inregeling controleert en erop toeziet dat er voldoende en goed onderhoud plaatsvindt.’

Het probleem zit hem niet in de technische kennis bij ontwerpers, maar bij de kennisoverdracht in de keten. ‘Als onderhoudsmonteurs niet leren waar ze naar moeten kijken en hoe ze diagnoses moeten stellen, dan is elke inspanning tijdens het installatieontwerp voor niets.’ ‘Bij veel installatiebedrijven houden de projectleiders die zijn betrokken bij de realisatie van een gebouw, zich niet bezig met inregelen. Ik denk juist dat iedere projectleider, voordat het project begint, zich moet afvragen of hij over de regeltechnische beschrijvingen beschikt. Een beetje gechargeerd gezegd heeft een moderne projectleider op dit moment maar twee zorgen: krijg ik de installatie op tijd af en blijf ik binnen het budget? Ik merk ook dat veel projectteams het zonder M&R-mensen moeten doen. Hoe kun je dan ooit een installatie opleveren die optimaal functioneert?’

Inregelruimte

Rebergen benadrukt dat opdrachtgevers die een installatie kopen, ervan uitgaan dat deze goed werkt, maar dit zelf niet kunnen controleren. ‘Mensen die een tv kopen, verdiepen zich eerst in het product. Dat is nog wel te doen. Bij een installatie is dat veel lastiger. Meestal moeten gebouwbezitters vertrouwen op adviesbureaus. Misschien schop ik tegen gevoelige schenen, maar ook daar neemt het kennisniveau af.’

‘Slimme software neemt steeds vaker het denken van mensen over. We zien bijvoorbeeld dat Autocad-programma’s alsmaar preciezer worden. Maar die exacte tekeningen zijn bij de uitvoering vaak niet zo exact te realiseren. Daardoor ontstaat in de praktijk iets meer leidinglengte, of is de warmtetoevoer iets minder precies. En waar ontwerpers vroeger de installatie nog wel eens overdimensioneerden, werken ze nu steeds nauwkeuriger. Daarmee worden de installaties ook steeds kritischer. Een installatie die iets is overgedimensioneerd kun je goed inregelen, terwijl hij toch niet te veel energie gebruikt. Maar tegenwoordig is het opgestelde vermogen soms te precies. En in het gebruik gaan de prestaties – onvermijdelijk – iets teruglopen. Als je hierdoor 10 procent capaciteit tekort komt, betekent dat meteen dat je ook alle gebruikers in het pand naar rato 10 procent moet afknijpen.’

Andere mentaliteit

Rebergen is heel stellig op de vraag of ontwerpers en installateurs wel de aangewezen personen zijn voor het inregelen van de installatie. ‘Nee. Iemand die inregelt en eventueel in de periode daarna ook het onderhoud verzorgt, heeft doorgaans een andere mentaliteit. Ik noem inregelspecialisten vaak ‘storingzoekers’. Het zijn mensen met een 24-uursmentaliteit. Zij weten hoe het voelt om ’s nachts of op tweede kerstdag met een storing te worden geconfronteerd. Dat ligt bij veel ontwerpers toch anders.’

Volgens Rebergen ontstaat hierdoor een nieuwe vakdiscipline. ‘Het type bedrijven, zoals dat van mij – een ‘troubleshooter’ die beheerders, eigenaren en ook collega-installateurs uit de problemen helpt – neemt de komende jaren snel in aantal toe. Dit komt ook doordat installatiebedrijven de capaciteiten van deze specialisten niet (meer) op waarde schatten. Ze krijgen daar geen ruimte meer om voldoende tijd te besteden aan inregelen, terwijl de problemen in de markt zich opstapelen. Een slimme werknemer speelt daarop in en begint met zijn specialistische kennis voor zichzelf. Soms verhuurt hij zich aan zijn voormalige werkgever of aan opdrachtgevers waar zijn voormalige werkgever te weinig aandacht aan heeft besteed. Ondernemers in de installatiesector moeten goed bij zichzelf te rade gaan wanneer zij iemand in huis hebben die ervaring heeft in meet- en regeltechniek. Deze mensen zijn straks goud waard. Het zijn mensen die de fouten al in een ontwerptekening herkennen en weten wat daarvan de gevolgen zijn in de beheerfase. Immers, opdrachtgevers pikken het echt niet langer dat wij gebouwen opleveren waarin het klimaat en energiegebruik onderpresteren.’

Tekst: Rob van Mil
Fotografie: Herbert Wiggerman