EW10 cover 600
April 2012

Gelijkwaardige beheersvormen legionellapreventie moet worden aangetoond

EW-2-600x4001. Thermisch beheersconcept is in wet- en regelgeving Drinkwater niet concreet ingevuld.

Het Drinkwaterbesluit ziet het thermisch, fysisch en het fotochemisch beheer als gelijkwaardige beheersvormen voor legionellapreventie in leidingwater. Maar de voorwaarden die aan de toepassing van deze beheersvormen worden gesteld, lopen sterk uiteen. Voorschriften op grond van het Bouwbesluit 2012 maken bovendien een onderscheid bij de toepassing voor nieuwbouw en bestaande bouw.

De criteria voor het thermisch legionellabeheersconcept in collectieve leidingwaterinstallaties zijn:

1. koudwatertemperatuur niet hoger dan 25 °C;
2. warmtapwatertemperatuur niet lager dan 60 °C;
3. geen stukjes dode of ongebruikte leidingen;
4. wekelijks gebruik op alle tappunten.

Criterium 1 geldt ook voor warmwateruittapleidingen. Deze leidingen moeten na gebruik afkoelen tot hoogstens 25 °C. Bij criterium 4 hoort de aantekening dat bij toepassing van een terugstroombeveiligingseenheid EA aan het begin van een weinig gebruikte leiding, het wekelijks spoelen van die leiding in bepaalde situaties niet nodig is.

Drinkwaterbesluit

In het Drinkwaterbesluit staat thermisch beheer als volgt omschreven: ‘wijze van legionellapreventie, gebaseerd op beheersing van de temperatuur van het drinkwater of het warm tapwater’. In tabel IIIa van het Drinkwaterbesluit staat als maximumwaarde voor de drinkwatertemperatuur 25 °C. De Drinkwaterwet, het Drinkwaterbesluit en de Regeling Legionellapreventie stellen geen eis aan de temperatuur van warm tapwater in het gebouw. Wel geeft de Regeling Legionellapreventie het verband aan tussen de warmtapwatertemperatuur en de voor legionella gunstige groeiomstandigheden. Het thermisch beheersconcept is dus in de wet- en regelgeving voor drinkwater niet concreet ingevuld met het noemen van een minimumwaarde voor de warmtapwatertemperatuur.

Bouwbesluit

Het Bouwbesluit 2012 schrijft voor dat NEN 1006+A3 2011 ‘Algemene voorschriften voor leidingwaterinstallaties (AVWI – 2002)’ van toepassing is op nieuwbouw en NEN 1006 1981 (AVWI – 1981), inclusief correctieblad C1: 1990, voor bestaande bouw. Het verschil in versie is van belang voor het voldoen aan de criteria voor het thermisch beheersconcept. De AVWI – 2002 geldt voor bouwwerken met een vergunning die is  afgegeven op het moment dat de Regeling Bouwbesluit 2003 van toepassing was. In deze voorschriften is het thermisch beheersconcept volledig en concreet ingevuld. Het eerste criterium (koudwatertemperatuur) staat in 2.1.2 van dat normblad, het tweede (warmtapwatertemperatuur) in 4.4h, het derde (dode einden) in 3.4.4 en het vierde (verversing) in 3.1.4 en 4.5.3b. In de Waterwerkbladen WB 3.1 en WB 4.5A zijn  de  voorschriften die betrekking hebben op het vierde criterium  nader uitgewerkt. In de AVWI - 1981 voor bestaande bouw is het thermisch beheersconcept niet concreet gemaakt.

EW-3-600x400Thermisch beheersconcept is in bouwregelgeving regulier uitgangspunt.

Bestaande bouw

Wanneer op een bestaande prioritaire locatie, als bedoeld in artikel 35 (lid 1) van het Drinkwaterbesluit, het niet mogelijk blijkt om aan de criteria 1 en 2 van het thermisch beheerdconcept te voldoen, dan kunnen andere beheersconcepten voor legionellapreventie worden toegepast. Dat is ook het geval als vanwege energetische overwegingen wordt gekozen voor een lagere warmtapwatertemperatuur dan 60 °C. Artikel 44 van het Drinkwaterbesluit biedt  ruimte  aan bepaalde zogenoemde alternatieve beheersconcepten. Fysisch beheer (UV-licht, membraanfiltratie of pasteurisatie) en fotochemisch beheer zijn in artikel 44 gelijkwaardig gesteld aan thermisch beheer maar hebben andere kenmerken. De voorwaarden die aan deze beheersvormen worden gesteld lopen wel sterk uiteen (zie het artikel over alternatieve technieken legionellapreventie in Intech K&S van januari 2012). Een van de gevolgen van die voorwaarden is de aanpassing van het op het thermisch beheersconcept gebaseerde legionellabeheersplan met de aspecten van de alternatieve techniek. Daarvoor wordt gebruikgemaakt van de Beleidsbrief  van 1 oktober 2008 van het toenmalige ministerie van VROM. Die brief gaat over fysische technieken in relatie tot thermisch beheer. Daarin staan voorwaarden voor het toepassen van fysisch beheer, waardoor de volgende thermische beheersmaatregelen niet nodig zijn:
1. spoelen bij langdurig stilstaand water;
2. maatregelen tegen opwarming koud water;
3.  thermisch spoelen van mengwatersystemen langer dan 5 m;
4.  temperatuur warm tapwater van 60 °C (kan worden verlaagd tot 50 °C).

Deze opsomming geldt voor legionellapreventie. Omdat in de AVWI – 1981 het thermisch beheersconcept niet toetsbaar is ingevuld, is er vanuit de bouwregelgeving van vóór 2003 geen belemmering voor aanpassing van het legionellabeheersplan aan de Beleidsbrief  van VROM. Volgens artikel 33 van het Drinkwaterbesluit, dat betrekking heeft op alle collectieve leidingwaterinstallaties, is artikel 44 van overeenkomstige toepassing. Dit betekent dat het hierboven staande ook van toepassing is op bestaande niet-prioritaire locaties, ook wel zorgplichtlocaties genoemd.

EW-1-600x4003. Lagere warmtapwatertemperatuur in combinatie met fysisch of fotochemisch beheer op nieuwbouwlocaties (prioritair en zorgplicht).

Nieuwbouw

Voor nieuwbouwlocaties zorgt de bouwregelgeving vanaf 2003 voor een te nemen hobbel bij toepassing van een fysisch of fotochemisch beheersconcept. Het reguliere uitgangspunt in de AVWI – 2002 is thermisch beheer en is daarin dan ook volledig en concreet ingevuld. Het ontwerp van een collectieve leidingwaterinstallatie, en de instandhouding ervan, moet dan ook in overeenstemming zijn met NEN 1006+A3 2011 (AVWI – 2002), met inbegrip van de vier criteria voor thermisch beheer.  Om te kunnen afwijken van de temperatuureis van 60 °C voor warm tapwater moet een beroep worden gedaan op de gelijkwaardigheidsbepaling volgens artikel 1.3 van het Bouwbesluit 2012. Daarin staat vrij vertaald: aan een voorschrift hoeft niet te worden voldaan indien het gebruik van het gebouw en de installatie daarin anders dan door toepassing van het desbetreffende voorschrift minstens dezelfde mate van veiligheid, bescherming van de gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en bescherming van het milieu biedt als is beoogd met de in NEN 1006 gestelde voorschriften. Een gelijkwaardige oplossing moet bij het gebruik van het gebouw en de installatie in stand worden gehouden. De gelijkwaardigheid moet voor bevoegd gezag (gemeentelijke bouwtoezicht) voldoende worden aangetoond. Als de voorgestelde oplossing gelijkwaardig is, zal het bevoegd gezag het beroep op gelijkwaardigheid honoreren. Punt 5 van de Beleidsbrief van Vrom van 1 oktober 2008 kan hiervoor worden aangehaald. Die luidt: ‘Het fysisch beheer is mede gericht op beheersing van legionellarisico’s die samenhangen met het hanteren van een lagere warmtapwatertemperatuur dan 60 °C. Bij fysisch beheer kan de temperatuur van het warme tapwater (aan tappunt) dan ook worden verlaagd tot 50 °C. Bij gebruik van een circulatiesysteem geldt deze minimumwaarde op het eind van de retourleiding, bij eventuele deelringen geldt deze waarde op het verste punt.’ De tien voorwaarden in de Beleidsbrief voor het toepassen van fysisch beheer, waardoor de temperatuur van het warme tapwater kan worden verlaagd zijn voor een gedeelte achterhaald door het huidige Drinkwaterbesluit. Zo staat onder voorwaarde 9 van de Beleidsbrief dat het wel gewenst is, maar niet verplicht, dat het toegepaste fysisch beheerssysteem is gecertificeerd overeenkomstig BRL 14010. Het Drinkwaterbesluit verplicht die certificering (in artikel 44, lid 1) nu wel.

INVULLING ARTIKEL 9 VAN DE BAAN
In Intech K&S van januari 2012 is in het artikel ‘Alternatieve technieken legionellapreventie’ melding gemaakt van de concepttekst artikel 9 van de Regeling legionellapreventie. Met de invulling van artikel 9 zou de volgorde van de beheersconcepten voor legionellapreventie nader geregeld worden. Inmiddels is gebleken dat de tekst van het concept op gespannen voet staat met het Drinkwaterbesluit, vooral de in artikel 36 opgenomen norm van 100 kve/l en de procedure beschreven in artikel 44. Met het wegvallen van deze belangrijke pijlers in het voorgestelde artikel 9, heeft volgens het ministerie de bepaling geen bestaansrecht meer. Daarom is besloten om voorlopig geen gebruik te maken van de mogelijkheid om nadere regels te stellen. ’   

Tekst en afbeeldingen: Will Scheffer / CAM Mediaservice