December 2010
Inspectierichtlijn 2010 voor controles drinkwaterinstallaties
In verband met de op handen zijnde invoering van de Drinkwaterwet is in de inspectierichtlijn 2010 ‘Uitvoering controles artikel 15 Waterleidingbesluit’ weer de oude term drinkwater gebruikt in plaats van leidingwater. In de nieuwe inspectierichtlijn staat aangegeven waarop de drinkwaterbedrijven bij controles van drinkwaterinstallaties letten.
Bij de inwerkingtreding van de gewijzigde Waterleidingwet in 2000 en het Waterleidingbesluit in 2001 werd de term drinkwaterinstallaties vervangen door leidingwaterinstallaties. De ‘Algemene voorschriften voor drinkwaterinstallaties’ (AVWI - NEN 1006) wijzigde daarom in 2002 ook in ‘Algemene voorschriften voor leidingwaterinstallaties’. Met de komst van de nieuwe Drinkwaterwet en het Drinkwaterbesluit wordt de oude benaming weer opgepakt.
In de onlangs gepubliceerde Inspectierichtlijn 2010 wordt de nieuwe term drinkwater al gebruikt, maar de verwijzingen naar de wetsartikelen hebben nog betrekking op de huidige Waterleidingwet. Dit komt omdat de nieuwe regelgeving nog niet is voltooid, de inhoud van de nadere uitvoeringsregelingen is nog niet bekend. Naar verwachting zal de nieuwe regelgeving op 1 juli 2011 in werking treden. Daarin wordt het begrip eigenaar verruimd.
In de Drinkwaterwet wordt expliciet geregeld dat de ‘exploitant’ gelijk wordt gesteld aan het begrip ‘eigenaar’. De nieuwe Inspectierichtlijn is daarop al aangepast. Dit maakt een betere handhaving van de regels mogelijk. Nu hoeft niet steeds te worden nagegaan of bijvoorbeeld de campinghouder ook de eigenaar van de camping is, hij kan indien nodig direct worden aangesproken op manco’s in de betreffende installatie. Met dien verstande dat de exploitant kan worden aangesproken op de uitvoering en naleving van verplichtingen die in het algemeen behoren tot de bevoegdheid van een exploitant, zoals beheersmaatregelen en reparaties, die geen grote investeringen met zich meebrengen. Voor de toezichthouder betekent dit dat niet steeds hoeft te worden nagegaan waartoe een bepaalde exploitant volgens diens juridi- sche verhouding tot de eigenaar in een bepaald geval wel of niet is bevoegd.
NIEUWE WATERLEIDING- EN DRINKWATERWET De doelstelling van de huidige waterleidingwet en de nieuwe Drinkwaterwet is de bevordering van de volksgezondheid door de voorziening van drinkwater aan alle gebruikers op een maatschappelijke verantwoorde wijze te waarborgen.
|
Zorgplicht
Artikel 14 van het Waterleidingbesluit verplicht eigenaren en exploitanten van drinkwaterinstallaties ervoor te zorgen dat de installatie geen gevaar oplevert voor verontreiniging. Om dat gevaar zoveel mogelijk te voorkomen moet de installatie blijvend voldoen aan de technische eisen, zoals genoemd in NEN 1006 en de nadere invulling daarvan in de Waterwerkbladen. In sommige gevallen moeten beheermaatregelen worden uitgevoerd. Ook in de aansluitvoorwaarden van de drinkwaterbedrijven staan eisen en verplichtingen. De algehele zorgplicht van artikel 14 van het Waterleidingbesluit geldt voor alle drinkwaterinstallaties.
Verontreiniging
Met gevaar voor verontreiniging wordt elke negatieve invloed van de installatie op de kwaliteit van het drinkwater bedoeld. Het kan hierbij gaan om verkeerd materiaalgebruik, ongewenste opwarming, onvoldoende doorstroming, kruisverbindingen, waardoor water van slechte kwaliteit in contact kan komen met drinkwater, of groei van bacteriën. Een verontreiniging in een installatie kan de tappunten bereiken waardoor ook andere gebruikers dan de eigenaar (de zogenoemd derden) daaraan worden blootgesteld. De verontreiniging kan ook via terugstroming in het openbaar drinkwaternet terechtkomen en via andere aangesloten drinkwaterinstallaties gebruikers bereiken. Om die risico’s te beheersen is het drinkwaterbedrijf verplicht te controleren.
Artikel 15 van het Waterleidingbesluit verplicht drinkwaterbedrijven tot controle van de op haar leidingnet aangesloten woninginstallaties, collectieve installaties en overige installaties op gevaar voor verontreiniging van het drinkwater in het eigen leidingnet. Voor collectieve installaties richt de controle zich daarnaast ook op de bescherming van gebruikers aan de tappunten. Een deel van de collectieve installaties wordt bovendien gecontroleerd op legionellapreventie, zoals verwoord in hoofdstuk IIIC van het Waterleidingbesluit. Het gaat om de zogenoemde prioritaire installaties. Voor de uitvoering van die controles heeft de VROM-Inspectie een samenwerkingsovereenkomst afgesloten met de drinkwaterbedrijven.
Inhoud controletaak
De Inspectierichtlijn 2010 wijst naar de in het Waterleidingbesluit omschreven controletaak die aangrijpt op drie punten:
- kwaliteit van het drinkwater;
- kwaliteit van de installatie;
- kwaliteit van het beheer.
Afhankelijk van de behandeling (onder andere ontharding) van het drinkwater en de grootte van het gebruik (> 100 m3 drinkwater per dag en/of > 30 m3 warm tapwater per dag) gelden verplichte meetprogramma’s naar de kwaliteit van het drinkwater. De controle van de drinkwaterbedrijven richt zich op de aanwezigheid en de uitvoering van het betreffende meetprogramma. Het drinkwaterbedrijf voert dus niet zelf metingen uit om te kijken of het drinkwater voldoet aan de parameterwaarden in de tabellen van het Waterleidingbesluit.
Uit de nieuwe inspectierichtlijn blijkt dat de controle van de kwaliteit van de installatie bestaat uit een steekproefsgewijze visuele controle van de installatie op het voldoen aan NEN 1006 en de Waterwerkbladen en, als beheerspakketten verplicht zijn (zie Waterwerkblad wb 1.4G, artikel 16), op de controle van documenten. Belangrijke elementen in de controle op beheer zijn het toetsen op de aanwezigheid van bijgewerkte informatie, een juiste beveiliging en bewijs van uitvoering van beheer. In de praktijk betekent dit dat tijdens visuele controle de controleur onderzoekt of de eventuele risico’s bekend zijn en of beheer wordt uitgevoerd.
De te controleren installaties vertonen qua ouderdom grote verschillen. De regelgeving, waaronder NEN 1006 en de daarvan afgeleide Waterwerkbladen, wordt voortdurend aangepast aan de nieuwste inzichten. In redelijkheid kan niet worden verlangd dat elke wijziging dan wel verbetering in de regelgeving direct leidt tot aanpassing van installaties. Daarom geeft de inspectierichtlijn voor de controleur de volgende gedragscode mee. De regelgeving wordt gehanteerd die ten tijde van de aanleg van de installatie van toepassing was, maar betreft het relevante volksgezondheidaspecten dan worden altijd de nieuwe inzichten gehanteerd voor alle installaties. Bij wijziging of uitbreiding van de installatie gelden voor het gewijzigde en het nieuwe deel de nieuwe regels.
WAT HOUDT DE CONTROLETAAK IN? De controletaak van de drinkwaterbedrijven omvat in principe controle op naar schatting 7,5 miljoen installaties. Om de controletaak uitvoerbaar te maken zijn de aangesloten installaties ingedeeld in risicoklassen, waarbij de hoogste klasse regelmatig (eenmaal per drie jaar) en de laagste klasse niet wordt gecontroleerd. Omdat nagenoeg alle woninginstallaties en ook veel collectieve installaties in de laagste risicoklasse vallen, resulteert dit erin dat de drinkwaterbedrijven samen periodiek circa 420.000 installaties controleren. De drinkwaterbedrijven bepalen de risicoklasse van een installatie (parameters: vloeistofklasse waarmee het leidingwater in aanraking kan komen (zie waterwerkblad wb 3.8), grootte van installatie, risico’s op verbindingen met andere waternetten, kans op wijzigingen en kwetsbaarheid gebruikers). De controlefrequenties van bestaande installaties: - risicoklasse 1, geen; - risicoklasse 2, steekproefsgewijs; - risicoklasse 3, eenmaal per negen jaar; - risicoklasse 4, eenmaal per zes jaar; - risicoklasse 5, eenmaal per drie jaar. Voor nieuwbouw in risicoklasse 2 t/m 5 geldt de afspraak om binnen zes maanden na ingebruikname de eerste controle uit te voeren, omdat ervan wordt uitgegaan dat dan alle toestellen op de leidingwaterinstallatie zijn aangesloten.
|
Controle op legionellapreventie
Voor de uitvoering van controles voor legionellapreventie op prioritaire installaties is, zoals hierboven genoemd, door de VROM-Inspectie een convenant afgesloten met de drinkwaterbedrijven. De aanpak ziet er als volgt uit. Voorafgaand aan de controles worden de betreffende branches door gerichte voorlichting op de hoogte gebracht. Dat zijn: zwembaden, sauna’s, hotels, zorginstellingen en panden met logiesfunctie en campings. De branches kunnen vervolgens hun achterban informeren, bijvoorbeeld via publicaties in de vakbladen en op websites. Daarnaast worden bepaalde doelgroepen door de VROM-Inspectie op de hoogte gebracht. Vervolgens vindt een selectie plaats van de door de drinkwaterbedrijven te controleren bedrijven aan de hand van een clustergewijze indeling (bijvoorbeeld zwembaden en sauna’s en vervolgens de panden met logiesfunctie en de campings en andere). De selectie vindt plaats op basis van de termijnen die volgen uit de indeling in risicoklassen en de met de VROM-Inspectie overeengekomen jaarplanning voor prioritaire installaties. Daarna voeren de drinkwaterbedrijven de basiscontrole legionellapreventie uit op de installatie en/of het beheer. Dat gebeurt in de vorm van een audit. Dit houdt in een controle op documenten en een visuele steekproef op de installatie.
Tekst en fotografie: Will Scheffer