Maart 2016
Legionellapreventie in woningen: belang wordt vaak onderschat
Uit resultaten van de Bronopsporingseenheid legionella-pneumonie (BEL) over een periode van zes jaar blijkt dat in circa 30 procent van de bemonsterde woningen legionella is aangetroffen. In een derde deel daarvan gaat het om de gevaarlijke Legionella Pneumophila-bacterie. Deze percentages worden alleen overtroffen in sauna's, zorginstellingen en koeltorens. Het belang van legionellapreventie in woningen en woongebouwen mag dus niet worden onderschat, ook al vallen deze niet onder de prioritaire installaties in de drinkwaterwetgeving.
Hoe krijgen we het nu in Nederland voor elkaar dat drinkwaterinstallaties in woningen legionellaveilig worden aangelegd? De installatiebedrijven, aangesloten bij UNETO-VNI hebben tien jaar geleden met elkaar afgesproken dat ze nieuwe drinkwaterinstallaties aanleggen conform de richtlijnen in de Waterwerkbladen en relevante Isso-publicaties. Hierin zijn oplossingen gegeven om de risico's op legionellagroei zoveel mogelijk te beperken. Het gaat daarbij om het voorkomen van te lange stilstand, vervuiling en (langdurig) hogere temperaturen dan 25 ˚C in de waterleidingen. Dat is niet alleen nodig om de groei van legionella te voorkomen, maar ook om de algemene bacteriologische gesteldheid van ons drinkwater te waarborgen.
Goed doorspoelen
Te lange stilstand is lastig tegen te gaan, vooral als de woning lange tijd niet wordt bewoond vanwege vakantie of wisseling van eigenaar. Er wordt vaak geopperd om na de vakantie de leidingen een aantal minuten lang goed door te spoelen, maar een eventuele gevormde biofilm, die de voedingsbodem is voor de legionellabacterie wordt hiermee niet verwijderd.
Ook vervuiling is een factor waar je weinig invloed op kunt uitoefenen. Er kan bijvoorbeeld incidenteel vuil meekomen uit het distributienet. Dat zal dan in veel gevallen achterblijven in de watermeter en/of de horizontale binnenleidingen. Wel kan worden gewerkt aan het voorkomen van een te hoge temperatuur die ontstaat als het water een aantal uur stil staat. De watertemperatuur wordt in dat geval ongeveer gelijk aan de omgevingstemperatuur in de ruimte, leidingschacht of betonvloer. Als zich daarin warmtebronnen bevinden kan de temperatuur oplopen tot ver boven de 25 ˚C.
Gedeelde verantwoordelijkheid
In Isso-SBR-publicatie 811 en de Isso-checklist 'Hot-spots' zijn praktische oplossingen gegeven waarmee te hoge temperaturen vermeden kunnen worden.
Inmiddels zijn deze publicaties redelijk bekend bij de watertechnisch installateurs. Het voorkomen van te hoge temperaturen vereist echter aandacht in alle fasen van het bouwproces, dus in zowel de ontwerp-, de installatie- als de beheerfase. Bovendien zijn bij het bouwproces meer partijen betrokken dan alleen watertechnisch installateurs. Denk aan de opdrachtgever, architect, adviseur, bouwkundige aannemer, cv-installateur, sanitaire installateur, maar ook het drinkwaterbedrijf. Al deze partijen moeten zich bewust zijn van hun gedeelde verantwoordelijkheid. In alle genoemde fasen moet aandacht zijn voor de locatie van waterleidingen om problemen in een latere fase te voorkomen.
Maar de praktijk blijkt weerbarstig: tijdsdruk, financiën, andere prioriteiten, onverschilligheid, kennisgebrek en motivatiegebrek leiden nog maar al te vaak tot installaties waarbij er lauw water uit de koude kraan komt en er gunstige groeiomstandigheden ontstaan voor schadelijke bacteriën en legionella.
Hoofdrol voor woningbouwverenigingen
Een aantal woningbouwverenigingen beseft dat zij in het bouwproces een cruciale rol kunnen spelen. Ymere is een goed voorbeeld van een corporatie die drinkwaterkwaliteit hoog in het vaandel heeft staan. Afgelopen najaar organiseerde de corporatie een bijeenkomst voor vertegenwoordigers uit alle geledingen.
Een van de sprekers was Theo Hofman, waterkwaliteitsadviseur bij Vitens, die sprak over de controle van de waterkwaliteit in het distributienet en over de periodieke controle van de aansluitingen en de daarop aangesloten installaties. Grondgebonden individuele woningen worden niet gecontroleerd door het drinkwaterbedrijf. Appartementsgebouwen wel, aangezien deze beschikken over een collectieve installatie. De controle vindt echter plaats in de eindfase, op het moment dat de exacte plek van de instortleidingen vaak niet meer kan worden beoordeeld. Eventuele klachten over lauw water uit de koudwaterkraan komen dus meestal pas later – via de bewoners – terecht bij het drinkwaterbedrijf, dat contact opneemt met de eigenaar van het gebouw. Van de eigenaar wordt verwacht dat deze het nodige in gang zet om het probleem op te lossen in samenspraak met de voor de aanleg verantwoordelijke partij. Een installatiegebonden dossier kan hier in de toekomst zeker uitkomst bieden. Zo'n dossier wordt vereist in de nieuwe NEN 1006 en de uitvoering ervan wordt nader uitgewerkt in het bijbehorende Waterwerkblad WB 2.7. Arjan Schrauwen, projectcoördinator bij Isso, onderschreef Hofmans visie en benadrukte bovendien in zijn presentatie het belang van landelijk erkende praktische technische richtlijnen voor het ontwerpen, aanleggen en beheren van gebouwinstallaties.
Co-making
Nic Hollenberg, kwaliteitsmanager bij Ymere, presenteerde de nieuwe aanpak van de corporatie waarbij sprake is van 'co-making' in plaats van aanbesteding. Aanbesteding leidt tot veel voorbereidingstijd, aanpassingen aan het bouwsysteem van de aannemer, meerwerk, fulltime toezicht en faalkosten. Bij co-making wordt al in de voorbereidingsfase gewerkt in een projectteam met medewerkers van Ymere, de architect, de co-maker met vaste partner(s) en adviseur(s). Die werkwijze leidt volgens Hollenberg tot meer onderling vertrouwen, transparantie, een bredere kennisinbreng, creativiteit en innovatie. Bovendien leidt deze pragmatische aanpak tot meer realiteitszin en 'out-of-the-box'-denken.
In de nabije toekomst verwacht Ymere van de co-makers dat zij vooraf meedenken over hoe zij de kwaliteit van de op te leveren zaken in de verschillende bouwfasen gaan borgen. Er moet dus vooraf worden meegedacht en zowel tussentijds als achteraf worden getoetst.
Ymere zelf werkt aan een overzicht waarin staat aangegeven wat de corporatie denkt dat nodig is. Daarin komt onder meer te staan waarover, wanneer en hoe Ymere wil worden geïnformeerd en welke rapportages, metingen et cetera, daarvoor nodig zijn.
In algemene zin moet dit leiden tot:
• een risico-inventarisatie;
• een veiligheidsplan (V&G-plan);
• een toezicht-keuringsplan;
• een 'as built'-dossier.
Co-makers zullen dus zelf hun kwaliteit moeten gaan aantonen via een dossier met inspectieverslagen, keuringsrapporten, metingen et cetera.
Hollenberg gaf tijdens de bijeenkomst als voorbeeld dat na de keuze van het verwarmingssysteem, de adviseur of installateur moet controleren of er voldoende mogelijkheden zijn om de waterleidingen te projecteren zonder dat de temperatuur van het water in de koudezones oploopt tot boven 25 ºC.
Goede voornemens
Tijdens de bijeenkomst werd de deelnemers gevraagd hun voornemens met legionellapreventie in woningbouw kenbaar te maken. Vooral de bouwers uit het gezelschap gaven aan dat zij de ervaringen van de middag aan de orde gaan stellen binnen hun bedrijf en willen bewerkstelligen dat er vooraf wordt nagedacht over de leidingloop van de waterleidingen in relatie tot de bouwkundige mogelijkheden en het gekozen verwarmingssysteem. Daarnaast denken zij er serieus over om legionellapreventie op te nemen in het zogeheten risico-dossier. Aanwezige installateurs gaven aan dat ze nóg meer nadruk gaan leggen op legionellaveilige oplossingen.
De deelnemers aan de workshop vonden de 'pressurecooker'-methode, waarbij mensen uit verschillende disciplines samenwerken, zeer leerzaam en concludeerden dat deze aanpak in de praktijk kan leiden tot betere oplossingen bij de legionellaveilige aanleg van drinkwaterinstallaties in woningen.
LEGIONELLAPREVENTIE IN DE 'PRESSURECOOKER' Yuri Pelser, Duurzaamheidsspecialist bij Ymere, leidde een workshop waarbij deelnemers kennis konden maken met de 'pressurecooker'-methode. Deze 'snelkookpanmethode' houdt in dat mensen, afkomstig uit verschillende disciplines in een relatief korte tijd werken aan oplossingen voor een vooraf gesteld gecompliceerd probleem. Tijdens de workshop werden vijf praktijkcases behandeld. De cases betroffen een appartementsgebouw waarin door verschillende oorzaken opwarming van de waterleiding in de opstellingsruimte dreigt te ontstaan. Met de beschikbare technische richtlijnen zijn geen oplossingen mogelijk. Er moeten dus zelf oplossingen worden bedacht.
• In case 1 wil de installateur een andere oplossing, maar is het halen van de tijdplanning vanwege een boetclausule van groot belang. • In case 2 wil de installateur een oplossing die niet acceptabel is voor opdrachtgever en de architect. De installateur heeft slechte ervaringen met identieke situaties in het verleden, waarin hij achteraf voor de gevolgen moest opdraaien. • In case 3 wil de installateur een andere oplossing voor de opstellingsruimte. De bouwkundig aannemer heeft hier grote bezwaren tegen. • In case 4 willen de installateur en de bouwkundig aannemer een andere oplossing voor de opstellingsruimte. Er dreigen echter grote budgettaire problemen. • In case 5 stelt de installateur een wijziging van de plattegrond voor. De architect heeft grote bezwaren.
In elke groep moest iedere deelnemer een rol spelen die het beste bij hem paste. De rollen waren die van adviseur, architect, bouwer, installateur en opdrachtgever. Daarboven was in elke groep een persoon aangewezen die tijdens het spel vanuit de rol die hem of haar was toebedeeld een extra groot belang had om de situatie naar zijn of haar hand te zetten. De groep wist dit niet. De groepen kregen vervolgens twintig minuten om met oplossingen te komen. Drie groepen kwamen met pragmatische oplossingen; twee groepen kwamen er niet helemaal uit. De groep die case 4 behandelde, verplaatste de verdeler/verzamelaar naar de hal en creëerde daarmee een 'koude strook' van de meterkast, via de technische ruimte naar de badkamer. De leidingloop kon op die manier worden geoptimaliseerd, waardoor ook nog een besparing kon worden bereikt. De groep gaf wel aan dat nog onvoldoende kon worden beoordeeld of het probleem zich hiermee niet naar de meterkast zou verplaatsen, omdat de optimalisatie mogelijk invloed heeft op de temperatuur in de hal. ’
|
Tekst: Oscar Nuijten (Edu4Install)
Fotografie: Leo Bikker (Leo Bikker Advies) en Nic Hollenberg (Ymere)