EW10 cover 600
Oktober 2010

Controle en onderhoud onderbrekers in leidingwaterinstallaties

Terugstroombeveiliging CA

Terugstroombeveiligingen in leidingwaterinstallaties moeten jaarlijks worden gecontroleerd op goede wer­king. De principes van de beveiligingen ca en ba, ook wel onderbrekers genoemd, hebben veel met elkaar gemeen, hoewel toetsing en controle op de goede werking en dichtheid van de onderdelen verschillen.

De terugstroombeveiligingen ca en ba zijn beide uitgerust met een eerste keerklep, een ontlastklep en een tweede keerklep. De twee keerkleppen begrenzen drie verschillende zones met elk een verschillende druk:

-    een bovenstroomse zone;
-    een tussenkamer (ook wel gereduceerde drukzone);
-    een benedenstroomse zone.

Een terugstroombeveiligingseenheid omvat naast het beveiligingstoestel ook de voor de goede werking en controle noodzakelijke randapparatuur en een door de fabrikant bijgeleverde trechter voor aansluiting van de spuiklep op de afvoer. De trechter moet voldoen aan de eisen in 2.4 van Waterwerkblad wb 3.8.

VERBETERPUNTEN LEIDINGWATERINSTALLATIES
Dit is het zevende artikel in de reeks over het UNETO-VNI-actieplan ‘De top verbeterpunten van leidingwaterinstallaties’. Eerder verschenen:
- ‘Terugstroombeveiliging in leidingwaterinstallatie moet verontreinigingrisico afdekken’ (september),
- ‘Verontreinigingrisico van ‘gevaarlijke’ aansluiting op leidingwaterinstallatie’ (juli/augustus),
- ‘Veilige leidingwaterinstallaties: wie zijn daarvoor verantwoordelijk?’ (juni),
- ‘Terugstroombeveiligingen in de aansluiting van een cv-vulpunt’ (mei), 
- ‘Controle en onderhoud van brandslanghaspels’ (april),  
- ‘Aansluiting van brandslanghaspels’ (maart). ’   

 

Terugstroombeveiliging-caTerugstroombeveiliging ca met zeef in aansluitkoppeling

Terugstroombeveiliging ca

De  terugstroombeveiligingseenheid ca bestaat (in de stroomrichting gezien) uit een afsluiter, controlekraan, zeef, beveiligingstoestel ca en afsluiter. De ca-beveiliging heeft veelal ook een zeef in de aansluitkoppeling. In aanvulling op de in Waterwerkblad wb 3.8 opgegeven randapparatuur bij de ca-beveiliging is met twee extra controlekranen (bovenstrooms de eerste en bovenstrooms de tweede afsluiter) een uitgebreidere toetsing van de werking mogelijk. De ontlastklep (spuiklep) bevindt zich in de tussenkamer en is verbonden met een membraan. Bij een waterstroom naar het aangesloten gevaarlijke toestel is de druk in de tussenkamer lager dan de druk in de bovenstroomse zone, dit als gevolg van het drukverlies over de eerste keerklep. Dit drukverschil werkt eveneens op het membraan in de tussenkamer en zorgt ervoor dat de spuiklep, die in verbinding staat met de atmosfeer, gesloten blijft door een dan ingedrukte veer.

Wanneer de waterstroom stopt, sluiten de keerkleppen. De spuiklep blijft gesloten vanwege het drukverschil tussen de bovenstroomse zone en de tussenkamer. Bij een bovenstroomse drukdaling sluiten de twee keerkleppen eveneens. Het spuisysteem opent als het drukverschil tussen de bovenstroomse  zone en de tussenkamer een waarde bereikt die iets lager is dan de tegendruk van de veer. Het spuien gaat door totdat de tussenkamer leeg is. Hierdoor ontstaat een veilige luchtzone die verhindert dat verontreinigd water uit het gevaarlijke toestel terugstroomt in de leidingwaterinstallatie, zelfs als de benedenstroomse keerklep defect is.

Zodra de bovenstroomse druk is hersteld (dus hoger  is dan de benedenstroomse druk), sluit de spuiklep en is de terugstroombeveiliging opnieuw functioneel gereed. Neemt de benedenstroomse druk toe en overtreft deze de bovenstroomse druk, dan sluit de tweede keerklep, zodat het water niet kan terugstromen. Als deze keerklep lekt of als er een ander probleem is met de terugstroombeveiliging, dan ontstaat steeds een onderbreking tussen het gevaarlijke toestel en de leidingwaterinstallatie.

ONDERHOUD EN CONTROLE WERKING TERUGSTROOMBEVEILIGING CA

1. Lekkage na ingebruikname
Nieuwe terugstroombeveiligingen, die zijn geïnstalleerd in overeenstemming met de instructie van de fabrikant/leveran­cier en die zijn voorzien van een erkend keurmerk, hoeven voor ingebruikname niet te worden getoetst volgens onderstaande punten 3 en 4. Zorg dat vooraf de leidingwaterinstallatie goed is gespoeld om vervuiling van de beveiliging te voorkomen. Tevens moet voor de activering de beveiliging worden ontlucht door deze flink te laten doorstromen. Gebeurt dit niet, dan kan de klep ongecontroleerd blijven spuien. na ingebruikname kan uit de afvoeropening van de beveiliging even water lekken, tot­ dat de keerkleppen zich hebben gezet.

2. Onderhoud
Voer het onderhoud uit volgens de instructie van de fabrikant. De (geïntegreerde) zeef aan de inlaatzijde van de beveiliging zorgt ervoor dat de keerkleppen en ontlastklep zijn beschermd tegen vervuiling. Reinig deze zeef regelmatig.

3. Toetsing van de spuiwerking
Bij drukdalingen in de leidingwaterinstallatie (bovenstrooms de eerste klep) moet het spuisysteem openen en het water dat in de tussenkamer zit naar buiten stromen. Om dit te controleren sluit je eerst beide afsluiters. Open daarna de controlekraan tus­sen de ca-­beveiliging en de bovenstroomse afsluiter. Het water dat in de tussenkamer zit, moet nu wegstromen, ten teken dat het toestel heeft ingegrepen en de spuiklep is geopend.

4. Toetsing van de dichtheid van de tweede keerklep
Als tegendruk wordt uitgeoefend op de benedenstroomse zijde van de tweede keerklep, dan moet deze sluiten zodat stroming in de tegengestelde richting wordt verhinderd.
- Benedenstrooms de tweede keerklep is druk aanwezig: sluit ter controle de bovenstroomse afsluiter en open de controlekraan tussen de ca­beveiliging en de bovenstroomse afsluiter. Blijft na het lozen van de tussenkamer water druppelen, dan duidt dit op een lekkage/verontreiniging van de tweede keerklep.
- Benedenstrooms de tweede keerklep is geen druk aanwezig: sluit ter controle de bovenstroomse en benedenstroomse afsluiters. Open de controlekraan tussen de ca­-beveiliging en de bovenstroomse afsluiter. Installeer een schone by­ passbuis die de controlekraan bovenstrooms de eerste afsluiter verbindt met de controlekraan benedenstrooms de ca-beveiliging en open beide controlekranen zodat be­nedenstrooms de tweede keerklep druk aanwezig is. Blijft er na het lozen van de tussenkamer water druppelen, dan duidt dit op een lekkage/verontreiniging van de tweede keerklep. Sluit de controlekranen en demonteer de bypass­ buis. Vervang defecte keerkleppen.

Stel de beveiliging weer in gebruik volgens de instructie van de fabrikant/leverancier. ’   

Terugstroombeveiliging-baTerugstroombeveiliging ba

Terugstroombeveiliging ba

De terugstroombeveiligingseenheid ba bestaat (in de stroomrichting gezien) uit een afsluiter, zeef, beveiligingstoestel ba en afsluiter. De drie verschillende drukzones van het beveiligingstoestel zijn voorzien van een controlekraan. De ontlastklep (spuiklep) bevindt zich in de tussenkamer en is verbonden met een zuiger of membraan. Bij een waterstroom naar het gevaarlijke toestel sluit eerst de ontlastklep. Dit gebeurt door de minimale sluitdruk via de stuurleiding op de zuiger of een aanwezige membraam die de afvoerklep sluit. Pas daarna opent zich de eerste keerklep en, na het vullen van de tussenkamer, ook de tweede keerklep.

De druk in de tussenkamer is bij normaal bedrijf door een voorgecalculeerd drukverlies over de eerste eerklep ten minste 14 kPa lager dan de bovenstroomse druk. Dit drukverschil tussen de bovenstroomse zone en de tussenkamer (de gereduceerde drukzone) is ingebouwd als veiligheidsmaatregel zodat in geval van beschadiging van de eerste keerklep of onderdruk in de leidingwaterinstallatie, de ontlastklep opent. Dit gebeurt al wanneer de dalende bovenstroomse druk nog maar rond de 25 kPa hoger ligt. Bij 14 kPa moet de gehele tussenkamer zijn leeggelopen.

Ook de beveiligingen ba zijn zo uitgevoerd dat water vanuit de tussenkamer niet kan terugstromen naar de bovenstroomse zone, zelfs niet als de keerkleppen door vervuiling niet volledig afsluiten. De meest kritische situatie ontstaat bij een tegendruk benedenstrooms de tweede keerklep in combinatie met een onderdruk bovenstrooms de eerste keerklep, terwijl beide keerkleppen door vervuiling niet geheel afsluiten. Ook in dit geval zal door de anticiperende werking van het ba-toestel geen verontreinigde vloeistof het drinkwater kunnen bereiken voor de eerste keerklep. Door de wegvallende sluitdruk van het ontlastventiel opent de tussenkamer naar de afvoer voordat de verontreinigde vloeistof via de eerste keerklep terug kan stromen.

ONDERHOUD EN CONTROLE WERKING

1. Lekkage na ingebruikname
Nieuwe terugstroombeveiligingen die zijn geïnstalleerd in overeenstemming met de instructie van de fabrikant/leverancier en die zijn voorzien van een erkend keurmerk, hoeven vooraf niet te worden gecontroleerd. Zorg dat voor activering de leidingwaterinstallatie goed is gespoeld en bij ingebruikname de beveiliging is ont­lucht door de controlekranen. Na activering kan uit de afvoeropening van de beveiliging water lekken, totdat de keerkleppen zich hebben gezet.

2. Onderhoud
Voer het onderhoud uit volgens instructie van de fabri­kant. De zeef aan de inlaatzijde van de beveiliging zorgt ervoor dat de keerkleppen en ontlastklep zijn beschermd tegen vervuiling. Reinig deze zeef regelmatig. Afhankelijk van het fabricaat en de uitvoering zijn de geïntegreerde zeef, de eerste en tweede keerklep en de ontlastklep als complete modules uitgevoerd. Dat maakt onderhoud op locatie eenvoudiger. Als bij controle blijkt dat een van de modules niet naar behoren functioneert, is deze in zijn geheel eenvoudig te vervangen.

3. Controle
Voor het controleren van de beveiliging wordt een door de fabrikant voorgeschreven controleset ge­bruikt met bijbehorende instructie. Dit kader geeft slechts een voorbeeld van de verschillende mogelijk­ heden. De controleset bestaat bijvoorbeeld uit een verschildrukmanometer met een set aansluitslangen en drie afsluiters.

Het aansluiten van de controleset
a Sluit de afsluiters a, b en c van de controleset;
b Sluit de hogedrukslang (geel) aan op controlekraan 1 en de lagedrukslang (rood) op controlekraan 2;
c Sluit afsluiter 5 (deze moet absoluut dicht zijn);
d Open de controlekranen 1 en 2 en de afsluiters 4 en c;
e Open afsluiter a om te ontluchten en sluit deze;
f Open afsluiter b om te ontluchten en sluit deze;
g Sluit afsluiter c;
h Sluit de blauwe slang aan op controlekraan 3;
i Open controlekraan 3.

Test 1, Controle dichtheid afsluiter 5
Afsluiter 5 moet volledig afsluiten om de tests van de keerkleppen en ontlastklep nauwkeurig te kunnen uitvoeren:

1a controleer of:
- afsluiters a, b en c zijn gesloten;
- controlekranen 1, 2 en 3 zijn geopend;
- afsluiter 4 open is;
- afsluiter 5 gesloten is. 
1b sluit controlekraan 1; 
1c open de afsluiters a en c. Wanneer het gemeten drukverschil constant blijft, sluit afsluiter 5 goed af. Als het drukverschil terugloopt, duidt dit op een lekkage/verontreiniging van afslui­ter 5. Vervang of reinig in dat geval afsluiter 5.

Test 2, Controle op dichtheid van tweede keerklep 
2a Controleer de stand van de afsluiters en controle­ kranen, zoals bij test 1 (zie 1a);
2b Open de afsluiters a en c. Het gemeten drukverschil wordt kleiner. Als het drukverschil blijft teruglopen totdat de ontlastklep opent, duidt dit op een lekkage/verontreiniging van de tweede keerklep. Vervang of repareer in dat geval de tweede keerklep.

Test 3, Controle op dichtheid van eerste keerklep
3a Controleer de stand van de afsluiters en controlekra­nen, zoals bij test 1 (zie 1a);
3b Sluit controlekraan 3. Als het gemeten drukverschil terugloopt, duidt dit op een lekkage/verontreiniging van de eerste keerklep. Vervang of repareer in dat geval de eerste keerklep.

Test 4, Controle van de ontlastklep
De ontlastklep moet openen wanneer de druk in de tussenkamer nog ten minste 14 kPa (of de opgegeven waarde van de fabrikant) lager is dan de druk aan de instroomzijde: 
4a Controleer de stand van de afsluiters en controle­kranen, zoals bij test 1 (zie 1a);
4b Sluit controlekraan 3;
4c Open afsluiter a;
4d Open zeer langzaam afsluiter b, totdat het ge­meten drukverschil begint terug te lopen, (Het is belangrijk dat de waarde op de verschildrukmano­meter langzaam terugloopt);
4e Laat afsluiter b in deze stand en lees de waarde op de verschildrukmanometer af op het moment dat er water uit de afvoeropening begint te druppelen. De op dat moment afgelezen waarde is de openingsver­ schildruk van de ontlastklep. Vervang of repareer de ontlastklep als de afgelezen waarde minder is dan 14 kPa (of de opgegeven waarde van de fabrikant). 

Het demonteren van de controleset:
a Sluit de controlekranen 1, 2 en 3;
b Ontkoppel de drie slangen;
c Open afsluiter 5.

Stel de beveiliging weer in gebruik volgens de in­ structie van de fabrikant/leverancier.   

 

 

 



 

Testen terugstroombeveiligingTesten van terugstroombeveiliging ba

Bekijk hier een video over de werking van de CA en BA-beveiliging.

Bronnen:
- Brochure ‘terugstroombeveiliging ca’, Caleffi 01008/07 nl.
- ‘Montage­ en onderhoudsinstructies terugstroombe­ veiligingen, watts industries’

Tekst: Will Scheffer
Fotografie: Industrie