November/December 2020
Geniet later van warm water
3 slimme opslagmethodes
SlimmeBoiler Module brengt vraag en aanbod bij elkaar
4.000 inpandige batterijen zijn samen één wijkbatterij
Ondergrondse warmteopslag en betonkernactivering
SlimmeBoiler Module brengt vraag en aanbod bij elkaar
Ongeveer een half miljoen huishoudens hebben een elektrische boiler die voor het warme water zorgt. Meestal warmt het water in de boilers ’s avonds laat op zodat er de volgende dag warm water is tot het boilervat leeg is. Dat kan slimmer en duurzamer. In samenwerking met onder andere producent TWTG en ict-dienstverlener T-systems bedacht Eneco de SlimmeBoiler Module, die de boiler op afstand aanstuurt en het water opwarmt op momenten dat er sprake is van een groot aanbod aan wind- of zonnestroom. Het apparaatje houdt het boilervat continu in de gaten en warmt het water ook tussendoor op. Consumenten hebben warm water als ze het nodig hebben en dragen tegelijkertijd bij aan een duurzamer energiesysteem zonder dat ze daar zelf extra moeite voor doen. Met slimme algoritmes wordt de module op afstand automatisch aangezet zodra veel groene stroom beschikbaar is. Eneco maakt bij de uitrol gebruik van de Managed Connectivity Services van T-Systems om de slimme innovatie op grote schaal en veilig uit te rollen. Dit platform verzamelt en beheert alle gegevens via een veilige internetverbinding, seperaat van de internetverbindingen die consumenten zelf hebben. Eneco heeft realtime inzicht in deze data. Zo is het energiebedrijf in staat alle elektrische boilers voortdurend in de gaten te houden. De ontwikkeling en implementatie van deze SlimmeBoiler Module is het duurzame alternatief voor het verzwaren van het energienet. Het landelijke elektriciteitsnet moet de komende jaren steeds meer schommelingen van zonne- en windenergie opvangen. Dankzij de inzet van de module komen vraag en aanbod op een slimme manier bij elkaar.
4.000 inpandige batterijen zijn samen één wijkbatterij
Stedin onderzoekt in een flat van woningcorporatie Mitros in Utrecht hoe een inpandige batterijopstelling de piekbelasting bij koken op inductie kan opvangen. In de wijk Overvecht-Noord gaan de komende jaren naar verwachting ruim vierduizend woningen over van koken op gas naar koken op inductie. Stedin werkt voor deze proef samen met Iwell, een bedrijf dat batterijen levert. De netbeheerder onderzoekt hoe de batterij de pieken kan opvangen, die ontstaan wanneer de flatbewoners elektrisch koken. Als de proef slaagt, wil de corporatie de batterijen plaatsen in veel meer flats. De vierduizend individuele batterijen gaan dan uiteindelijk opereren op wijkniveau als één grote, geaggregeerde wijkbatterij. Leiden de kosten en baten van dit systeem tot een positieve businesscase, dan zijn extra investeringen in het elektriciteitsnet niet nodig. De batterij kan mogelijk ook worden ingezet voor het verlagen van piekstroom bij het gebruik van de liften in de flats. Voor woningcorporatie Mitros leidt het afvlakken van de pieken in energieverbruik tot lagere vastrechtkosten. Stedin werkt op meerdere plekken in het land aan de overgang van koken op gas naar koken op inductie. Warmold ten Zijthoff, Innovatiemanager Energietransitie bij Stedin, geeft aan dat de impact van inductiekoken op het elektriciteitsnet groter is dan veel mensen denken. ‘Het vermogen van een inbouw inductiekookplaat kan oplopen tot 11.000 watt. Dat is vergelijkbaar met vier wasmachines die tegelijkertijd centrifugeren. Wanneer een paar huishoudens overstappen is dat vaak nog geen probleem. Het wordt anders wanneer een hele flat of straat over gaat, zoals in deze wijk.’
Ondergrondse warmteopslag en betonkernactivering
Het Europese onderzoeksproject Heatstore heeft als doel technologieën voor ondergrondse seizoensopslag van duurzame warmte marktrijp te maken. In het project worden opslagtechnologieën ontwikkeld in combinatie met diverse warmtebronnen: geothermische warmte, zonnewarmte en restwarmte. Het Nederlands Instituut voor Ecologie in Wageningen (NIOO-KNAW) participeert in het onderzoek. Al sinds 2011 verwarmt en koelt het instituut het hoofdgebouw en acht bijgebouwen uit twee bronnen onder het gebouw. Naast een ‘normale’ WKO-installatie is in de bodem bij het gebouw een put geslagen voor de opslag van water met een hoge temperatuur van 45 ºC, in een 300 meter diepe aardlaag. In de zomer slaat het NIOO daar overtollige warmte op, afkomstig van de procesinstallaties van het laboratorium en de kassen, aangevuld met warmte uit zonnecollectoren. In de winter voedt deze bron het gebouw door de warmte via betonkernactivering af te geven aan de leidingen in de vloeren. Door de bouwmassa kan met een lager verwarmingsvermogen worden volstaan. De koude uit de buitenlucht wordt via koeltorens opgevangen en opgeslagen in de bodem (7ºC). Daarmee wordt het gebouw ‘s zomers gekoeld. ‘Het is een heerlijk gebouw om in te werken’, zegt Wim Verdonk, hoofd technische dienst bij het NIOO. ‘Het hele jaar door hebben we een constante binnentemperatuur. Samen met de ontwerpers DWA en IF Technology, en Heijmans als installateur die het systeem nog steeds onderhoudt, blijven we werken aan de verfijning van het besturingssysteem.’ Een hoge temperatuurbron is volgens Verdonk vrij uniek in Nederland, maar het geheim achter deze succesvolle pilot is volgens hem goed inkoppelen. ’Om alles optimaal te laten presteren, monitoren alle deelnemers in de pilot het complete systeem continu.’ Het intelligent combineren van warmtebronnen en opslag in de ondergrond vergroot de hoeveelheid opgeslagen warmte minstens tien keer, tegen lagere kosten en met minder impact op de bovengrondse ruimte.