November/December 2023
5 vragen en antwoorden over de RES en Transitievisie Warmte
Wat is de stand van zaken?
Vrijwel alle regio’s hebben hun Regionale Energiestrategie (RES) en Transitievisie Warmte (TVW) op tafel liggen. Lang onderzochten gemeentes en overkoepelende organisaties de best haalbare plannen voor de lokale energietransitie. Maar hoe staat het er nu eigenlijk voor? 5 vragen aan Thomas Piessens, programmamanager Klimaat en Energie bij Techniek Nederland.
1. Wat zijn de belangrijkste uitkomsten en conclusies?
‘Volgens onderzoek van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) zijn de eerste transitievisies niet erg concreet. Gemeentes gebruikten de eerste verkenning veelal om te bepalen wat hen te doen staat en in welke wijken het mogelijk zinvol is om te starten. Relevante vraagstukken over welke technieken in aanmerking komen, hoe ze bewoners meekrijgen en hoe het financiële plaatje eruit ziet, zouden een duidelijker beeld scheppen, maar zover zijn de meeste plannen nog lang niet. Ze blijven steken op de basale informatie en bevatten nog onvoldoende houvast wat betreft realisatie en uitwerking.’
‘Een andere voorzichtige conclusie is dat het, door ontbrekende wetgeving, onduidelijkheden en onzekerheden, veel moeilijker blijkt om plannen verder te brengen dan gedacht. Dat maakt dat slechts voor één miljoen woonequivalenten iets is vastgelegd in de transitieplannen. Daarvan is een nog kleiner deel echt gereed voor uitvoering. Het streven was dat de wijkgerichte aanpak een grote bijdrage zou leveren aan de beoogde 1,5 miljoen aardgasvrij ready woningen in 2030. De wijkgerichte aanpak komt vooralsnog onvoldoende van de grond om de doelstellingen in het Klimaatakkoord te halen.’
2. Welke stappen moeten er in het komende jaar genomen worden?
‘Vooral voor de wijken waar gemeenten willen beginnen, moeten de huidige, vage plannen geconcretiseerd worden. Maar gemeentes verliezen daarbij in grote mate de wachtende wijken uit het oog. Het omdraaien van het systeem kan daarbij helpen. Focus je niet enkel op de uitgekozen gebieden, want een begin maken is al lastig genoeg. Leg er een spoor naast waarop wachtende bewoners wordt meegedeeld dat ze de komende tijd nog geen collectieve aanpakken vanuit de gemeenten hoeven te verwachten. Door te zeggen dat je niet langskomt, geef je die bewoners óók handelingsperspectief. Dat biedt hen kans zelf alvast op zoek te gaan naar installateurs voor bijvoorbeeld (hybride) warmtepompen, zonnepanelen en isolatie.’
3. Wat staat er op dit gebied op de planning voor 2024 qua uitwerking en realisatie?
‘Er staan maar weinig voor komend jaar gepland. We zien wel plannen die ten uitvoer worden gebracht, maar die lagen er in principe al voor de komst van de RES en TVW. Ze zijn er gewoonweg in opgenomen en krijgen nu definitief vorm. Het gaat dan om de ontwikkeling van warmtenetten of de toepassing van elektrificatie voor all-electric oplossingen. Vanwege het beperkte karakter of de kleine schaal waarop ze worden uitgevoerd, noemen we ze liever pilots.’
‘Drie beperkende factoren dragen momenteel bij aan de vertraging in de energietransitie. Ten eerste ontbreekt er heldere wetgeving met betrekking tot collectieve voorzieningen. Daarnaast spreekt men in combinatie met collectieve isolatie ook over natuurinclusief bouwen. Een woning kan namelijk ook onderdak bieden aan dieren die broeden, waarvan de vleermuis het meestgenoemde voorbeeld is. Het klakkeloos en op grote schaal woningen isoleren door middel van het inspuiten van materiaal wordt zo een halt toegeroepen. De derde factor die zorgen meebrengt betreft de netcongestie. In een aantal gebieden in Nederland kunnen bedrijven en projecten al niet meer beschikken over extra transportvermogen. Netcongestie vindt nu ook meer en meer plaats in de laagspanningsnetten. Dat zorgt voor extra uitdagingen in de collectieve uitrol van warmtepompen en zonnepanelen.’
‘Wie tien jaar geleden stelde dat er nu bij twee miljoen woningen zonnepanelen op het dak zouden liggen, werd voor gek verklaard.’
4. Gaat het in dit tempo lukken voor 2030 of moeten we ons blik richten op 2040 of zelfs 2050?
‘Niet enkel via de wijkgerichte aanpak. Toch hebben we afspraken gemaakt dat we het willen én moeten halen. Er gloort ook hoop aan de horizon. Als je namelijk tien jaar geleden stelde dat er nu bij twee miljoen woningen zonnepanelen op het dak zouden liggen, verklaarde men je voor gek. En vijf jaar geleden geloofde niemand ons toen we uitlegden dat we alleen al in 2023 170.000 warmtepompen in de woningvoorraad zouden installeerden. Er kan heel veel. Al helemaal wanneer eenmaal de kaders zijn vastgesteld.’
‘Toch is het niet realistisch dat we de doelstellingen voor 2030 behalen. Al helemaal niet als we alles met wet- en regelgeving proberen op te lossen. Grote plannen hebben namelijk aanlooptijd nodig. Een collectief warmtenet of grootschalige plaatsing van warmtepompen gebeurt niet van vandaag op morgen. Daar gaat van het eerste idee tot de daadwerkelijke ingebruikname soms acht tot tien jaar overheen.’
5. Kan een nieuw kabinet nog roet in het eten gooien?
‘Ik verwacht niet dat een nieuw kabinet een wezenlijk andere koers gaat varen. Het zal misschien op andere accenten focussen, zoals waterstof. Dat staat los van de verduurzaming die nú nodig is voor de gebouwde omgeving. Want ook al gaan er meer financiële middelen naar waterstof, dan nog durf ik te beweren dat het op z’n minst 2030 wordt eer dat op grote schaal wordt uitgerold. Dat maakt het niet minder belangrijk om richting 2050 hierin wel te blijven investeren. Een andere mogelijkheid is dat een nieuw kabinet meer inzet op de individuele routes, bijvoorbeeld meer met normering. Een 180 graden ommezwaai komt er zeker niet, want er zijn nationale en internationale afspraken waar we ons aan moeten houden. Ze zullen eerder extra vaart maken om de wetgeving en financiële ondersteuning op orde te krijgen.’